Voor het boek De weg naar succes
‘Het perspectief van allochtone meisjes blijkt veelbelovend’
Alexander Rinnooy Kan over het perspectief van allochtonen vrouwen
NRC Handelsblad over De weg naar succes
'De weg naar succes is moeizaam. Een lijdensweg soms. Maar wel de moeite waard. Dit is niet de boodschap van een somber zelfhulpboek, maar de rode draad van een bundel portretten van carrièrevrouwen met verschillende culturele achtergronden.’
Voorbeelden uit het boek:
Lees hier de interviews met: Historica Nadia Bouras, de advocate Famile Arslan, ondernemer Aysel Erbudak, politica Sadet Karabulut, Fatma Koser Kaya en directeur Hirda Fatuma Farah
Ik heb twee hele leuke grootmoeders gehad die allebei ook heel bijzonder waren. Echte rolmodellen voor mij omdat zij in de ruimte die zij voor zichzelf kozen - en kregen - een eigen professioneel leven wisten te creëren. Wat zij gemeen hadden, was hun zeer uitgesproken politieke opvattingen, linkse opvattingen allebei. Mijn Engelse grootmoeder van moederkant was één van de oprichtende leden van de Labour Party en heeft ook carrière gemaakt in de politiek. Dat was voor vrouwen in het Engeland van toen nog heel uitzonderlijk. Ze is geëindigd als burgermeester van een van de grote wijken van Londen. Mijn Nederlandse grootmoeder van vaderskant kwam uit een Joodse diamantwerkersfamilie en was zelf actief in de eerste diamantwerkersvakbond. Allebei mijn oma’s waren strijdlustige vrouwen met een groot hart en een groot verstand die ze in dienst stelden van de progressieve beweging. Beiden hadden ook een uitgesproken kijk op hoe de wereld in elkaar zou moeten zitten. Ze deelden ook iets merkwaardigs: ze hadden altijd gelijk, maar om andere redenen dan die ze aanvoerden. Ze hadden een haarscherpe intuïtie over waar het goed en fout zit. Ik moet uitkijken dat ik niet teveel ga generaliseren, maar in ieder geval is het zo dat ik deze haarscherpe morele intuïtie nooit zo sterk bij mannen ben tegengekomen. Wat ik van mijn grootmoeders heb meegenomen is een uitgesproken gehechtheid aan het rechtvaardigheidsbeginsel. Van hen heb ik geleerd dat het geen loze kreet is, maar dat er inderdaad rechtvaardige en onrechtvaardige oplossingen zijn en dat het onze taak is deze laatste te signaleren en te bestrijden.
Ik moet uitkijken dat ik niet teveel ga generaliseren, maar in ieder geval is het zo dat ik deze haarscherpe morele intuïtie nooit zo sterk bij mannen ben tegengekomen. Wat ik van mijn grootmoeders heb meegenomen is een uitgesproken gehechtheid aan het rechtvaardigheidsbeginsel.
Toen ik zelf wat ouder werd, ben ik heel regelmatig in de gelegenheid geweest om vrouwen te zien excelleren in de rollen die ze kozen. Dat zijn voor een deel vrouwen die laten zien dat zij net zo zijn als mannen, maar voor een minstens zo’n belangrijk deel vrouwen die laten zien dat ze anders zijn en daardoor juist veel hebben toe te voegen en te delen. De laatste jaren zijn het in toenemende mate vrouwen die door hun niet-Nederlandse herkomst een bijdrage leveren en dat met een extra te waarderen dosis zelfbewustzijn en inzet doen. Dat is veelbelovend. Als diversiviteit iets moet zijn in de praktijk, is het ook precies de brede variatie van aanpakken en inzet, die juist omdat die zo breed is, waarde toevoegt in een samenleving die zich misschien al te lang heel exclusief heeft gericht op een prototypische mannelijke insteek. Alleen al de variëteit die daarmee is veilig gesteld, is een belangrijk deel van de opbrengst. Als ik de verschillende circuits overzie waarbinnen ik actief ben geweest, dan vind ik opmerkelijk dat de opmars van vrouwen binnen de universitaire wereld relatief het traagst verloopt. Het aantal vrouwelijke hoogleraren is gewoon laag, ook vanuit internationaal perspectief bekeken. Het is een raadsel, ik heb daar niet een goede verklaring voor. Zelf heb ik in veel onderzoekscommissies gezeten waarin gezocht werd naar interessante vrouwelijke kandidaten. Om wat voor reden dan ook zijn die in Nederland maar in beperkte mate te vinden. In sommige sectoren van het onderwijs daarentegen is het naar de andere kant doorgeschoten, daar heb je veel meer te maken met een soort feminisering. Vooral in het primaire onderwijs is de aanwezigheid van vrouwen buitengewoon hoog.
Als diversiteit iets moet zijn in de praktijk, is het ook precies de brede variatie van aanpakken en inzet, die juist omdat die zo breed is, waarde toevoegt in een samenleving die zich misschien al te lang heel exclusief heeft gericht op een prototypische mannelijke insteek.
Mijn ervaring met vrouwen die doorbreken, is in eerste plaats dat het vrouwen zijn die gewoon competente professionals zijn. Dat is noodzakelijk, maar niet perse voldoende. Het is een combinatie van intellectuele competentie, creativiteit en zoiets als ambachtelijke vaardigheid. Er komt dan altijd nog iets extra’s bij waardoor je excelleert en dat zit in de persoonlijke kwaliteiten van betrokkenen. Er zijn inmiddels duidelijke tekenen dat sterke kanten die vrouwen daarbij demonstreren statistisch gezien anders liggen dan bij mannen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het specifiek vrouwelijke vermogen om onderdeel te willen zijn van een team zonder daarbij perse voortrekker te willen zijn, de bereidheid je eigen prestatie in te willen brengen als onderdeel van een groter geheel en niet perse uit te zijn om individuele erkenning daarvan. Dat is de kracht van veel vrouwen die ik in het bedrijfsleven in actie heb gezien. Het verklaart tegelijkertijd waardoor een carrière naar de top toch vaak moeizaam verloopt in concurrentie met mannen die veel meer gebrand zijn om nadrukkelijk erkenning te krijgen voor wat ze zelf toevoegen. Vrouwen hebben er meer moeite mee om voor zichzelf op te komen en zich af te zetten tegen anderen. Ze zijn vaak eerder de bindende factor dan een factor die de individuele verschillen versterkt. Wat ik bij ING mee heb moeten maken, is dat we aan de ene kant veel te weinig vrouwen hadden aan de top van de onderneming, aan de andere kant was het zo dat degenen die er waren ook wel heel erg goed waren. Die komen daar doordat ze toch in zo’n hele concurrerende omgeving niet alleen excellent zijn, maar dat ook met voldoende zelfvertrouwen en zelfverzekerdheid iedereen hebben weten duidelijk te maken. De kracht van diversiteit is vooral dat we de verschillende perspectieven op een en hetzelfde probleem, de verschillende benaderingen van een en dezelfde situatie juist in een en dezelfde omgeving geïntegreerd kunnen inzetten. Die winst zou je eigenlijk elke organisatie toewensen. Het is vervelend te moeten constateren dat de Nederlandse universitaire wereld en het Nederlandse bedrijfsleven er toch nog steeds maar matig in slaagt om vrouwen op die topplekken te laten belanden.
In de periode dat jongens in belangrijke mate enorm worden afgeleid doordat hun hormonen hun in andere richtingen sturen, slagen meisjes er veel beter in die periode ook nog iets productiefs te doen in de richting van hun intellectuele ontwikkeling.
De statistieken waar het gaat om de eerste onderwijsstappen laten zien dat vrouwen daar heel goed uitkomen. Als je kijkt naar de wenselijkheid van herkansing in het onderwijs, het accommoderen van laatbloeiers, dan zijn er veel meer mannelijke laatbloeiers dan vrouwelijke. Vrouwen groeien in die zin evenwichtiger op. In de periode dat jongens in belangrijke mate enorm worden afgeleid doordat hun hormonen hun in andere richtingen sturen, slagen meisjes er veel beter in die periode ook nog iets productiefs te doen in de richting van hun intellectuele ontwikkeling. Met name zijn allochtone meisjes veel succesvoller bij het met succes beginnen en afronden van een regulier traject in het primair en secundair onderwijs. Ze zijn ook op hun manier ook enorm leergierig. Een van de meest bemoedigende verhalen die ik in dit kader heb gehoord is van de directeur van de bibliotheek van Amsterdam die me vertelde dat zijn beste klanten allochtone meisjes waren. Meisjes die van huis lang niet zoveel vrijheid krijgen als autochtone meisjes, maar die wel de vrijheid krijgen naar de bibliotheek te gaan en die daar ook enorm royaal gebruik van maken. Die komen daar twee keer per week en gaan elke keer weer met tien of vijftien boeken naar huis. Dat is geweldig goed nieuws en dat is voor een deel ook die groep die je later tegenkomt in succesvolle posities waarover we hier spreken. Als ze dan niet alleen lezen, maar ook echt absorberen wat ze lezen, dan zullen dat ook degenen zijn die dat met een zekere bezonnenheid en rust kunnen doen in die posities. Als het gaat om allochtone jongens zijn de statistieken vaak veel somberder als het gaat om onderwijsprestaties of om problemen om de arbeidsmarkt op te komen. Voor de meisjes is het onderwijs een soort emancipatievehikel, terwijl jongens het misschien eerder ervaren als een soort plicht en iets wat van ze verwacht wordt.
Juist onze nationale identiteit ligt in belangrijke mate in onze bereidheid om andere culturen te verwelkomen en te absorberen op de manier die hen niet dwingt onderdeel te worden van een, voor hen tot dat moment nog, vreemd standaard patroon van normen en waarden, maar hen in staat stelt om met behoud van wat uit eigen cultuur als waardevol wordt meegegeven toch onderdeel te gaan worden van de Nederlandse samenleving.
Onze Nederlandse kracht is heel lang gedefinieerd, in ieder geval in de ogen van de buitenwereld, als een optelsom van invloeden die vanuit alle delen van de wereld tot ons zijn gekomen. Juist onze nationale identiteit ligt in belangrijke mate in onze bereidheid om andere culturen te verwelkomen en te absorberen op de manier die hen niet dwingt onderdeel te worden van een, voor hen tot dat moment nog, vreemd standaard patroon van normen en waarden, maar hen in staat stelt om met behoud van wat uit eigen cultuur als waardevol wordt meegegeven toch onderdeel te gaan worden van de Nederlandse samenleving. Er is een angst in de maatschappij zich daartegen te verzetten, maar die is vooral zichtbaar bij mensen die de verandering die in Nederland plaatsvindt, hebben ervaren als iets dat hen overweldigd heeft. Het is een nieuwe situatie waarin ze zich in een heel hoog tempo hebben moeten schikken en die zich in belangrijke mate aan hun invloed heeft onttrokken. Daarom is ook het project van Krachtwijken/prachtwijken zo belangrijk, omdat vaak in die omgevingen dat zo gelopen is. Dat zijn omgevingen waarvan de samenstelling in hoog tempo is veranderd met een totale draai van de locale sfeer, stijl en cultuur die voor de oorspronkelijke bevolking niet te accommoderen was. Mensen die in hun eigen omgeving hun houvast verloren en de herkenbaarheid van wat daar gebeurt zagen verdwijnen, worden dan oprecht zenuwachtig en verlangen op z’n minst wat meer begrip om meer ruimte te krijgen om in een omgeving te verkeren die voor hen nog wel iets vertrouwds en herkenbaars houdt. Veel mensen die over deze situatie iets te zeggen hebben, wonen niet in die wijken en voor hen is het dan ook vaak makkelijk praten. Ik kan elke avond in een hele herkenbare omgeving thuiskomen waarop weinig aanpassingsvermogen van mij wordt verlangd. Ik kan dus ook makkelijk praten.
We moeten beseffen dat diversiteitverhoging, zoals Nederland die op dit moment meemaakt, enerzijds een bron van kracht en creativiteit kan zijn voor een samenleving, maar in dezelfde tijd een bovenwaartse druk op wantrouwen en achterdocht teweeg brengt. Met name ook tussen en binnen groepen ervaren we nu een teruglopende bereidheid om de gemeenschap in totaliteit te dienen. Je ziet een grote achterdocht ook in de richting van autoriteiten. Dat zijn allemaal oerreflexen die zich maar moeilijk laten bedwingen. We moeten ons daarover zorgen maken en het niet laten bij dat zorgelijk vinden. Het is op zijn minst een tijdelijke bedreiging van wat je een stabiele samenleving zou willen laten zijn. De participatieopgave waar wij ons als samenleving voor gesteld hebben, is iedereen zoveel mogelijk te betrekken. Het liefst via werk, want dat is de beste en makkelijkste manier om binnen onze niet-godsdienstige samenleving voor elkaar te krijgen. Daar ligt ook de uiteindelijke oplossing. Er is veel bewijsmateriaal dat er reden is tot zorg en somberheid, maar je kunt ook zeggen dat er maar één oplossing is en die zal vooral veel aandacht en inspanning verlangen. Die kunnen in kleine stapjes tot succes leiden. Mensen kansen bieden op werk en kansen bieden om te leren, is de enige manier om verder te komen. Dat is huiswerk voor de politiek om daar de voorwaarden voor te creëren, maar het is uiteindelijk ook huiswerk voor ondernemingen en organisaties om daar in eigen kring invulling aan te geven. Ook in hun eigen belang. Daarom is het ook alleszins terecht dat juist bij de Sociaal Economische Raad, in Nederland bij uitstek het vehikel waarbij de partijen elkaar vinden, het participatiebeginsel zo uitdrukkelijk wordt gesteld. We hebben er allemaal belang bij dat de samenleving waar we deel van uitmaken beter functioneert door onze nadrukkelijke betrokkenheid, maar het is voor ons allemaal ook aantrekkelijk om anderen het werk te laten opknappen. Als vervolgens iedereen zich terugtrekt, hebben we een tragedy of the commons in volle glorie, want dan gebeurt er niks, terwijl er zoveel zou kunnen gebeuren. We belanden dan collectief in de slechts denkbare situatie. Daar heb je leiderschap voor nodig in de politiek, binnen de maatschappij en binnen het bedrijfsleven. Het begint bij een vast voornemen van ons allen om die route te kiezen en de consequenties eraan te verbinden die dat zal hebben op onze eigen levensstijl en werkwijze.