Drs. Herbert Jan Hijmersma, conservator kunstcollectie van Lanschot Bankiers (eind jaren zeventig - 2011)
‘DEZE BANK VERZAMELT AL EEUWENLANG, DAT MAAKT ONS ANDERS’
Herbert Jan Hijmersma is kunsthistoricus en al sinds eind jaren zeventig betrokken bij de ontwikkeling van bedrijfscollectie van Van Lanschot Bankiers. Ooit geconsulteerd toen iemand bij de bank door een antieke stoel was gezakt en inmiddels verantwoordelijk voor het uiterlijk van 40 kantoren. Een vreemde eend in de bijt voelt hij zich binnen de Vereniging Bedrijfscollecties Nederland. Wat maakt deze bedrijfscollectie zo anders en wat is de rol van kunst en antiek voor deze eeuwenoude financiële partij?
Op de Amsterdamse vestiging aan het Concertgebouwplein, een pand dat in 1914 is gebouwd voor het technisch handelsbedrijf Lindeteves-Stokvis NV, ontvangt drs. Herbert Jan Hijmersma zijn gast. Op de eerste verdieping spreken we in een kamer die compleet gestript is en overgebracht vanuit een eerdere vestiging van de bank op de gracht. Er zijn weinig bankmedewerkers bewust van deze geschiedenis. Zoals Hijmersma ook door archiefonderzoek erachter kwam dat het gebouw oorspronkelijk een atrium had en dat inmiddels weer is teruggebracht. Dat wist niemand. Waar de collega’s van Hijmersma worden afgerekend op wat de – met name - financiële toekomst brengt, weet Hijmersma juist veel van de geschiedenis van de bank: ‘Van Lanschot Bankiers heeft zich in 1737 onder leiding van Cornelis van Lanschot in Den Bosch gevestigd als een klein- en groothandel in koloniale waren: koffie, thee, rijst, suiker, kandij, tal van specerijen en gedroogde vruchten, stokvis, olie, potas, zeep. De producten werden in hoofdzaak afgezet in Brabant en Limburg, in het prinsbisdom Luik, in Kleef en in Gulik. Cornelis was telg uit een kinderrijk gezin in Loon op Zand. Zijn vader was daar neergestreken vanuit Zundert; er is ook een familietak in Antwerpen geweest.’
‘De schilderijen die ik thuis graag zou willen hebben, kun je niet allemaal ophangen.’
Aanvankelijk was Van Lanschot zowel een handels- als handelsfinancieringsbedrijf, maar aan het einde van de achttiende eeuw is men zich meer en meer toeleggen op het bankbedrijf in Den Bosch. De stad was ten tijde van het Hertogdom Brabant een van de vier hoofdsteden - naast Antwerpen, Leuven en Brussel. Dat maakte Den Bosch tot een belangrijk bestuurlijk centrum. Daar kwam bij dat de stad uitermate gunstig gelegen was – namelijk waar de grote rivieren die de Lage landen doorstromen het dichts bij elkaar liggen. Er was dus handel en bedrijvigheid. De familie had direct veel succes in zaken en dat creëerde de mogelijkheid te verzamelen. Tot 1972 was het nog steeds een echt familiebedrijf, een firma, en in al die eeuwen is stilaan een gevarieerde collectie opgebouwd voor de aankleding van de kantoren. En ook van de huizen, men woonde immers boven de winkel. De familie verzamelde zelf en kocht bijvoorbeeld ooit een schilderij van de bloemenschilder Cornelis van Spaendonck zelf. Cornelis en zijn eveneens bloemen schilderende broer Gerard waren in Tilburg geboren en woonden en werkten in Parijs. Elke zomer kwamen zij bij hun zusje in Tilburg logeren en kwam een karrenvracht schilderijen mee die hier werd uitgevent. Met Van Lanschot dus al als klant.’
‘Wij hebben geen grote voorraden. We hebben onze kunstcollectie voor de aankleding van de panden en niet om depots te vullen.’
Vreemde eend
Door de eeuwenoude traditie binnen het bankbedrijf en daarmee de aard van de collectie voelt Hijmersma zich een vreemde eend in de bijt binnen de Vereniging Bedrijfscollecties Nederland. Bedrijfscollecties zijn vaak relatief jong en hebben vaak een paraplu van voorschriften en doelstellingen. Zo niet bij Van Lanschot. ‘De ethische en maatschappelijk geëngageerde regels en uitgangspunten die tegenwoordig gelden bij veel andere bedrijfscollecties, hebben bij ons nooit gespeeld. Men verzamelde gewoon en dat al heel lang. Wilde een firmant een mooie kast voor het kantoor dan werd er een kast gekocht. Ik ben hier zelf ooit binnengekomen toen er een antieke stoel moest worden gerepareerd toen daar iemand doorheen was gezakt. Men heeft toen eerst bij mijn vrouw Margriet van Boven, die bij het Noord Brabants museum werkte, om advies gevraagd en die heeft hen doorverwezen naar mij omdat ik de “spullenbaas” was in de familie. Ik ben toen ontboden op de Bank en heb toen de reparatie laten verrichten. Vervolgens werd mij gevraagd wat ik van andere stukken van de verzameling vond. Feitelijk werd er nauwelijks gelet op wat zo mooi heet “de staat van conservering”. Het werd for granted aangenomen dat de kunst er was – dat die ook wel eens zorg nodig had werd niet bij stil gestaan. In die tijd was er een noodgeval in Breda waar een nieuw kantoor moest worden geopend waarvoor de uitnodiging al de deur uit was, maar waar de twintig muren nog volledig wit waren. Of ik in veertien dagen iets kon regelen. Ik ben toen naar Piet Clement gegaan die net twee jubileummappen grafiek had gedrukt die waren bestemd voor een eigen festiviteit die tegelijkertijd plaatsvond met de opening van ons pand in Breda. Bij Van Lanschot vond men het heel vertrouwenwekkend dat het mij gelukt was en daardoor ben ik, sinds eind jaren zeventig, stap voor stap meer betrokken geraakt bij het kunstbezit van de bank.’
‘Lanschot heeft ervoor gekozen te bankieren in panden die vroeger een woonhuisbestemming hadden en we proberen die woonhuisbestemming ook herkenbaar te maken.’
Woonhuisbestemming
In de tijd dat Hijmersma bij de bank begon, bestonden bedrijfscollecties nog nauwelijks: ‘De PTT had een collectie. Shell had wat, maar er was in het geheel geen vorm van organisatie onderling. Toen Sacha Tanja bij de ING begon, was daar helemaal niets, behalve wat portretten van directeuren. Bij ons was er toen al een eeuwenlange traditie. Ook Jan Cees van Lanschot, de laatste firmant van Van Lanschot en later voorzitter van de raad van bestuur, had duidelijk iets met kunst en dan met name eigentijdse kunst. Hij heeft mij duidelijk de boodschap meegegeven: laat zien dat wij als bank van 1737 helemaal in het heden staan, ook dus wat kunst betreft. Vooral in de jaren tachtig en negentig, toen de expansie van de bank vorm kreeg, moesten veel panden aangekocht worden en aangekleed. Uiteindelijk zijn er 32 vestigingen gekomen in Nederland en acht in België. We hebben prachtige achttiende-eeuwse panden in Gouda en Den Haag, veel panden uit de negentiende en begin twintigste eeuw. Van deze panden zijn er dertig rijks- dan wel gemeentemonument en dat bepaalde daarmee ook de context waarbinnen ik kon werken. Van Lanschot heeft er daarnaast voor gekozen te bankieren in panden die vroeger een woonhuisbestemming hadden en we proberen die woonhuisbestemming ook herkenbaar te maken. Daar zoek je de geschikte aankleding bij: kasten, tafels, stoelen, wandkleden, tin, koper, zilver en heel veel beeldende kunst. Er is geen vast budget voor het opbouwen en onderhouden van de collectie. Onze kunstcollectie is voor de aankleding van de panden en niet om depots mee te vullen of geld mee te verdienen. Het kantorennet is op dit moment ingevuld. Maar bij wisseling van kantoor, bijvoorbeeld nu in Leiden, wordt er bij de verbouwing gekeken wat er gedaan moet worden en kom ik met een budgetaanvraag bij de raad van bestuur. In Zoetermeer bijvoorbeeld heeft het pand onlangs een opfrisbeurt gekregen. Een goed moment om ook de kunst te verfrissen. In Roosendaal moesten tegelijkertijd werkzaamheden worden uitgevoerd en zo kon er met de kunst geschoven worden. Beide kantoren kijken nu naar “nieuwe” kunst.
Het locale
Van Lanschot heeft een brede kunstcollectie, met oude en moderne kunst, met beeldende kunst en toegepaste kunst. De collectie heeft daarnaast een locaal karakter en is op sommige gebieden diep. Hijmersma: ‘Ten tijde van mijn aanwezigheid is de bank begonnen met het opbouwen van een collectie zeventiende-eeuws landschapsgrafiek. We hebben grote namen als Ruisdael, Rembrandt en Paulus Potter. Daarnaast zijn er bladen grafiek de oriëntalist Marius Bauer, werk waarmee vroeger veel kantoren werden ingericht en dat standaard werd aangeschaft bij de Amsterdamse Kunsthandel E.J. van Wisselingh & Co. Van Lucebert bezit de bank een groep van honderd tekeningen uit de periode 1952-1993, dus bijna zijn gehele werkzame leven. Belangrijk bij het opbouwen van de collectie is ook dat het locale zichtbaar wordt gemaakt. We hebben een aardige Bossche collectie van schilderijen en prenten waarin het Beleg van den Bosch van 1629 een belangrijke rol speelt. In Amsterdam bijvoorbeeld zie je in een kamer werk van Breitner, een oude prent van de oude beurs van Amsterdam en een oude plattegrond van Amsterdam. Op de gang is een overzicht te zien van het grafisch oeuvre van Willem Witsen. Net als dat van Marius Bauer begonnen als “oud bezit” van het overgenomen Amsterdamse bankiershuis Vermeer & Co. Allemaal Amsterdamse kunst. In Amsterdam is ook een Cobra-kamer met grafiek van Eugène Brands, Karel Appel en Corneille. Dat locale proberen we op alle kantoren vorm te geven. In Haarlem heb ik een groot schilderij van Kees Verweij, nog gekocht door Jan Cees van Lanschot, opgehangen. Daar heb ik een prachtige litho van Paul Citroen bij gehangen van een portret van Verweij, op de kop getikt op een veiling. Een andere spreekkamer wordt gesierd met etsen van Adriaenvan Ostade, de 17de eeuwse Haarlemse kunstenaar wiens ouders afkomstig waren uit Ostade bij Eindhoven. Op ons kantoor in Groningen hebben we werk hangen van de aldaar geboren Jozef Israels, van leden van het kunstenaarsgezelschap De Ploeg en van Hendrik Nicolaas Werkman. Het is niet allemaal oud. In Breda zijn bijvoorbeeld twee gelijke spreekkamers waarbij er één is ingericht met prentjes van oud-Breda en kaarten met het beleg van Breda en de ander met Frank Lloyd Wright meubilair en daarbij een grote foto van hedendaagse kunstenaar Jean-Marc Spaans, een fotograaf die fotografeert met licht, kleur en beweging. Als mensen vragen of ze bij de mooie grote foto mogen zitten, dan ben ik geslaagd.’
Enge gezichtjes
Hijmersma heeft een solistische functie binnen het bedrijf, maar hij staat zeker niet alleen. De kunstcollectie is bedoeld als setting waarbinnen klanten ontvangen worden bij het bespreken van hun zaken. De interactie met klanten is daarom ook heel belangrijk. De collectie heeft daarmee zo’n belangrijke functie dat die op het hoogste niveau wordt behartigd. Hijmersma: ‘De huidige CEO van het bedrijf is zeer gesteld op kunst. Hij verzamelt zelf ook en heeft een goed oog voor design. Het is heel plezierig met hem samen te werken. Voor al mijn aankopen klop ik bij hem aan. Ik hoef dat niet af te stemmen met de vestigingsdirecteur. Die kan wel na een jaar elders gesolliciteerd hebben en vertrekken. Soms leidt dat wel eens tot een discussie. Policy is dat we het werk sowieso vier weken ophangen. Daarna bekijken we het weer. Wat ik merk is dat mijn smaak vaak moderner is dan wat een vestigingsdirecteur wenst. Het gaat er uiteindelijk ook om wat de klant prettig vindt. Ik krijg zelf ook veel reacties van klanten die willen weten wie de kunstenaar is en waar je zijn werk kan kopen. Ze maken soms wel eens een opmerking. In Amsterdam hebben we bijvoorbeeld een tijdje tekeningen van Lucebert in de hal gehad. Op een keer kwam ik een relatie op de stoep tegen die vanwege zijn kampverleden moeite had met de enge, verwrongen gezichtjes op de tekeningen. Hij maakte er voorzichtig en discreet een opmerking over en ik kon mij daar wel iets bij voorstellen. Ik heb ze dan ook weggehaald. Er zijn ook schitterende schilderijen van Bas Meerman die ik niet zomaar overal kan ophangen. De schilderijen die ik thuis graag zou willen hebben, kun je niet allemaal ophangen. Als bank zit je in een hele speciale rol. Mensen brengen hier geld en komen hier om daarover te praten. Daar moet je rekening mee houden bij hoe je ze ontvangt.’
Verzameltraditie
Doordat de gebouwen monument zijn, is dat een gegeven waarmee Hijmersma rekening moet houden. Hijmersma: ‘Waarschijnlijk komt het door de oudere panden waar de bankgebouwen gevestigd zijn, maar veel mensen weten niet dat wij ook veel moderne kunst in huis hebben. Voor de bank mag ik zowel naar het verleden als naar het heden verleden. Op de ene dag koop ik een schilderij van Bas Meerman en de volgende dag een zeventiende-eeuwse landschapsprent. In het achttiende-eeuwse pand in Den Haag bijvoorbeeld hebben we hele moderne tekeningen hangen. Het is ook zo dat oude kunst en antiek kopen meer ophef geeft. Het bijzondere in Nederland is dat men er minder moeite mee heeft als er een ton uitgegeven wordt voor een modern schilderij dan voor een oud schilderij. Dat kan ik eigenlijk niet verklaren, dat is iets psychologisch. Dit terwijl moderne kunst eigenlijk veel speculatiever is, er zit veel gebakken lucht bij. De Nederlander is tegenwoordig – helaas - wat antiekschuw. We kennen ook niet de traditie van kunstcollecties die zich al generaties lang in een familie bevinden. In dit verband is het goed zich rekenschap te geven van ons erfrecht, waarbij elke generatie alles moet verdelen. Iedereen kreeg gelijke porties en zo zijn er dus nooit grote verzamelingen bijeen gebleven zoals dat in Engeland en Frankrijk wel gebeurd is. In Nederland werd veel meer genivelleerd. Maar wat ik ook niet kan ontkennen is dat de grote verzameljaren duidelijk voorbij zijn. De economische omstandigheden van dit moment spelen daarbij natuurlijk een belangrijke rol. Dat geldt voor Nederland,maar ook daarbuiten: zelfs Olympia klaagt nu. Ik hoop evenwel dat de verzameltraditie weer een keer terugkomt, want verzamelen is mooi. Bovendien: als het gaat over geld, kun je beter een antieke eettafel met stoelen kopen dan modern, of het moet veelbelovend design zijn.’
Herbert Jan Hijmersma is op 27 september 1944 geboren in Leeuwarden alwaar hij Gymnasium A heeft gedaan. Vervolgens heeft hij zijn doctoraal examen kunstgeschiedenis behaald aan de Universiteit Leiden. Hij is bij professor Th. H. Lunsingh Scheurleer afgestudeerd op de geschiedenis van de wooncultuur. Hij is werkzaam als kunsthistorisch adviseur en publicist, met tegenwoordig als belangrijkste activiteiten het beheer van de kunstverzameling van F. van Lanschot Bankiers NV. Sinds 1979 is hij gehuwd met drs. Margriet M.A. van Boven.
Van Lanschot Magazine, 2010