top of page
IMG_5649_edited.png

Prof. dr. Maarten Prak is hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis, Universiteit Utrecht over marktonderzoek in de zeventiende eeuw

 

‘Door hun informatievoorsprong waren Nederlandse kooplieden in het voordeel’

 

De periode tussen 1580 en 1650 kenmerkte zich door een enorme stijging van de welvaart in de Republiek. Deze werd vooral bevorderd door de aanwezige ondernemersgeest. Hoe kwamen de succesvolle kooplieden in de zeventiende eeuw aan hun marktinformatie? Volgens hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis Maarten Prak kwamen die kooplieden aan hun kennis van de markt deels door bedrijfsspionage.

 

‘Nederlanders die op Portugese schepen waren meegevaren naar Azië, brachten alles wat ze hoorden mee naar huis. Los daarvan deed de firma Blaeu systematisch aan informatieverzameling voor de VOC. Vader Willem Blaeu was een wiskundige en was in 1633 de kaartmaker van de VOC geworden, zijn zoon Joan zette het bedrijf voort. De kapitein van ieder schip werd geacht tekeningen van de kustlijn te maken en scheepsjournalen in te leveren waardoor het bedrijf steeds betere kaarten kon maken.’

 

Volgens Prak was de informatievoorziening goed geregeld in de Republiek: ‘Al vroeg in de zeventiende eeuw waren er handgeschreven kranten waarbij nieuwtjes van overal werden verspreid onder kooplieden. Vanaf de jaren twintig verschenen die kranten ook in drukvorm. Daardoor bleven kooplieden goed op de hoogte waar het oorlog was en waar er kansen waren. Door netwerk van handscontacten kwam er veel informatie los. De historicus Clé Lesger heeft daar een mooi boek overgeschreven.’

 

‘Al vroeg in de zeventiende eeuw waren er handgeschreven kranten waarbij nieuwtjes van overal werden verspreid onder kooplieden.'

Een belangrijk voordeel voor de Nederlanders op de concurrentie was volgens de hoogleraar dus de toegang tot informatie. ‘Bij de eerste reizen naar Indonesië werden er al uitgebreide verslagen gemaakt van wie ze tegenkwamen, wat ze verkochten, hoe ze gekleed waren en of ze aardig of agressief waren. En die kennis werd breed verspreid. Nederland was immers het meest geletterde land van de wereld’, zo legt Prak uit. ‘Onder mannen kon aan het begin van de zeventiende eeuw ongeveer zestig procent lezen en eind van de eeuw was dat tachtig procent. Bij vrouwen was het in het begin veertig en zestig procent aan het eind van de eeuw. Die geletterdheid had te maken met verstedelijking en met het protestantisme. Protestanten werden geacht zelf de bijbel te lezen en daar profiteerde de economie ook van.’

 

Een andere reden van de goede informatievoorziening was, volgens Prak, dat compagnieën als de VOC en WIC geen staatsbedrijven waren zoals ze dat in Spanje en Portugal wel waren. ‘Door al die aandeelhouders en bestuurders was informatie hier helemaal niet onder de pet te houden. In de Republiek was sowieso geen sterke centrale autoriteit. Er zijn wel pogingen gedaan om censuur toe te passen, zoals op het werk van Spinoza, maar dat mislukte. Als de Staten van Holland in Den Haag een boek had verboden, dan werd daar vaak in het geheel geen gehoor aan gegeven door het Amsterdamse bestuur. In Amsterdam kon je alle boeken kopen die er waren. De meeste werden hier ook uitgegeven.’

 

'In de Republiek was sowieso geen sterke centrale autoriteit. Er zijn wel pogingen gedaan om censuur toe te passen, zoals op het werk van Spinoza, maar dat mislukte.'

Volgens de Utrechtse hoogleraar werkte het in de zeventiende eeuw heel goed dat er zoveel informatie voorradig was. ‘In mijn boek over deze periode, dat in augustus gereviseerd opnieuw wordt uitgebracht als Nederlands Gouden Eeuw, stel ik dat het feit dat de overheid zo rommelig georganiseerd was in dit land, juist een kracht was. Door dit gelaagde bestuur kon men lokaal snel reageren op wat er speelde in de maatschappij. Waar in alle andere landen van Europa de machthebbers het aan de stop hadden met hun onderdanen, vochten de Nederlanders alleen maar tegen andere landen.’

 

Autoritair gezag werkt alleen maar op korte termijn, zo denkt de hoogleraar: ‘Mijn collega Jan Luiten van Zanden schreef een mooi artikel over het zogenaamde ‘dictatoreffect’ waarin hij stelt dat een dictator gedurende tien jaar puin kan ruimen, maar daarna denkt hij dat hij het zo goed weet dat hij naar niemand hoeft te luisteren en dan zakt alles als een pudding in. In Nederland was er een stevig lokaal bestuur, maar was er ook veel vrijheid onder de burgers. Dat bracht welvaart. Ik verwacht dat we in de komende decennia in China ook zullen gaan zien dat mensen meer vrijheid zullen eisen en het strenge centrale gezag niet meer zullen accepteren.’

[2020]

bottom of page