‘Door te schilderen kan ik omgaan met de wereld, met dingen die er spelen en die me storen, zowel persoonlijk en politiek.’
‘Nu is mijn werk minder in the face en moet je beter kijken om te begrijpen wat je ziet.’
'Voorheen schilderde ik onderwerpen als John en Jacky Kennedy vlak voordat ze werden vermoord of beelden van mensen die worden opgehangen. Tegenwoordig zoek ik het meer in geschiedenissen die ongezien zijn.'
‘Alledaags racisme is niet gewelddadig, maar heel subtiel.’
Prix de Rome tentoonstelling in het Stedelijk
'Kleurenfilms zijn gemaakt voor de blanke huid. Dat is eigenlijk pas veranderd in de jaren tachtig toen meubelfabrikanten begonnen te klagen dat hun bruine meubelen er niet goed uit zagen.'
Binnen kijken bij Esiri Erheriene-Essi (1982)
Ongeziene geschiedenissen
Tekst en foto’s van Koos de Wilt voor COLLECT
‘Toen ik werd gebeld door iemand van het Mondriaanfonds om te vertellen dat ik shortlist genomineerd was voor de Prix de Rome, was ik bezig met het verschonen van mijn eenjarig zoontje. Ik begreep het niet direct en vond het wel chique dat ze belden om me af te wijzen. Schilders werden naar mijn idee niet genomineerd voor die prijs en bovendien had ik sinds de geboorte van mijn zoontje niet veel meer kunnen werken. Maar toen bleek ik bij de laatste vier te zitten!’
De Londense kunstenaar is gewend te leven in verschillende werelden. Haar ouders komen oorspronkelijk uit Nigeria en verhuisden in de jaren zeventig naar Londen. Esiri zelf is geboren in Zuid-Londen. Ze deed een Master aan de University of East London, studeerde daarna twee jaar lang bij de Ateliers in Amsterdam waar ze nu woont met haar Zweedse man en hun zoontje Onome. Als Esiri Erheriene-Essi schildert, zet ze David Bowie of The Clash keihard op haar koptelefoon, plaatst ze een groot canvas tegen de muur en verdwijnt in haar wereld. Nu zet ze een verse gemberthee en neemt plaats op de bank die is omringd met kwasten, chips en kunstboeken van Robert Rauschenberg, Kerry James Marshall, Henry Laylor, Alice Neil en Lucian Freud. Waar is het begonnen? Esiri: ‘Freud is de eerste door wie ik werd gegrepen. Ik ben opgegroeid in Londen, daar zijn musea gratis en is zo veel te zien. Mijn moeder sleepte me er altijd naartoe. Daar zag ik het werk van Lucian Freud en wist meteen: dat wil ik ook! Ik smeekte mijn moeder om de catalogus, een enorm bedrag voor haar, maar die heb ik nog steeds. Het fascineerde me dat als je dichtbij staat, dat je dan alleen maar klodders verf ziet en als je verderaf gaat staan, dat je dan in je ogen en in je hoofd de afbeelding gaat zien. Ik vroeg aan mijn tekenleraar: ‘Hoe doe je dat?’’
‘Ik zag het werk van Lucian Freud en wist meteen: dat wil ik ook!’
Herrie maken
Schilderen is een obsessie voor haar, vertelt de kunstenaar. ‘Als ik een paar dagen niet geschilderd heb, ben ik uit mijn doen. Ik word blij van het schilderen. Door te schilderen kan ik omgaan met de wereld, met dingen die er spelen en die me storen, zowel persoonlijk en politiek. Kunst is mijn hoekje waar ik herrie kan maken.’ De kunstenaar voelt zich een kind van het postmodernisme waarbij ze vrijuit mag grabbelen uit de kunstgeschiedenis. Esiri: ‘Ik hou van Frans Hals. Hij schilderde het echte leven van echte mensen. Er zit levendigheid, muziek in zijn werk. Mijn grootste held is Jean-Michel Basquiat. Elk woordje en elke penseelstreek heeft bij hem een betekenis. Hij is belangrijk voor mij, maar mijn werk is echt veranderd toen ik een paar jaar geleden in Antwerpen een tentoonstelling zag van Kerry James Marshall. Hij schildert min of meer alledaagse beelden van hoe het is om zwart te zijn in de westerse wereld. Voorheen schilderde ik onderwerpen als John en Jacky Kennedy vlak voordat ze werden vermoord of beelden van mensen die worden opgehangen. Tegenwoordig zoek ik het meer in geschiedenissen die ongezien zijn. Nu is mijn werk minder in the face en moet je beter kijken om te begrijpen wat je ziet. Ik speel bijvoorbeeld met een oude foto van aparte wasbakken voor witten en zwarten waarbij er alleen een rij staat voor de zwarte wasbakken. Alledaags racisme is niet gewelddadig, maar heel subtiel. Veelzeggend is ook dat op Kodak kleurenfoto’s uit de jaren zeventig de donkere huid van zwarte mensen vlak overkomt. Films zijn gemaakt voor de blanke huid. Dat is eigenlijk pas veranderd in de jaren tachtig toen meubelfabrikanten begonnen te klagen dat ze hun bruine meubelen er niet goed uit vonden zien. Ook chocola zag er niet goed uit, vond men. Pas toen is het veranderd. Eigenlijk was de technologie heel racistisch haha.’
‘Ik mix die geschiedenissen en breng het samen en zet het in de spotlight.’
Spelen met geschiedenis
Is er volgens de kunstenaar iets bereikt als het gaat over zaken als segregatie en racisme? ‘Mensen zijn nog steeds bang voor het andere. Ik stond een keer in de rij van een supermarkt in Londen waar mensen klaagden over die buitenlanders die hun banen afnamen. Ik sprak ze daarop aan en toen zeiden ze: “We hebben het niet over jou, schatje. Jij bent Brits. We hebben het over die Polen en Oekraïners.” Ik was geschokt. In mijn werk probeer ik om te gaan met dingen die in onze tijd spelen. Ik gebruik daarbij beelden uit het verleden, beelden waarbij er afstand is van het nu. Bijvoorbeeld een foto die in de jaren vijftig is genomen door de eerste Afro-American fotograaf van LIFE-magazine, Gordon Parks. Hij reisde door de Zuidelijke staten van de VS en liet de segregatie zien vanuit het perspectief van een zwarte Amerikaan. Als zwarte fotograaf kon hij een fly on the wall zijn en kon zo op subtiele manier laten zien wat racisme is. Ik speel met die geschiedenis. Ik laat de ongemakkelijke blik zien van een vrouw die niet direct sympathie oproept. Hoe ga je daarmee om als ze ons aankijkt met een blik die afstand suggereert? Op de achtergrond een afbeelding van de film Spaces is the Place, een psychedelische muziekfilm uit 1974. De kosmische ziener Sun Ra land met zijn ruimteschip, die is aangedreven door muziek, op aarde om zijn zwarte broeders te verheffen. Het andere wat je ziet, is een afbeelding van Julie Dash, de eerste vrouwelijke Afro-American regisseur van de film Daughters of the Dust uit 1991. Ik mix die geschiedenissen en breng het samen en zet het in de spotlight.’
‘Ik ben gefascineerd door massamedia, de iconografie van de popcultuur en mythologie. Ik wil terugkeren naar de afbeeldingen, objecten en documenten uit de geschiedenis om er zowel individuele als gedeelde herinneringen in te zoeken. Ik speel daarbij met de volgorde van gebeurtenissen, de discrepanties, stiltes en onderbrekingen, verhalen die niet worden gezien. Ik wil nieuwe scenario’s creëren, onze geschiedenis veranderen en meer humane en bevrijdende verhalen vertellen. Mensen in de UK en in Nederland hebben dezelfde vraagstukken als het gaat over omgaan met het koloniale verleden. Het is logisch dat als je eerst van alles vanuit de koloniën naar het moederland sleept dat er dan op de den duur ook mensen meekomen. Ik denk dat ze daar in de UK al in de jaren zeventig mee bezig zijn geweest. Een Brit zijn hoefde niet per se meer te betekenen dat je wit was. Dat zag je terug in de kunstwereld. Dat is niet allemaal soepel verlopen. Mijn ouders zijn daar doorheen gegaan. Zij zijn beiden universitair geschoold in Nigeria en hadden al op de lagere en middelbare school eloquent leren spreken. Toen ze naar Londen kwamen verbaasde zij zich erover dat de mensen er niet fatsoenlijk Engels spraken, geen goede manieren hadden en ook niet wisten hoe ze een fatsoenlijk gesprek konden voeren. Ze waren ook verrast dat ze werden benaderd als een soort tweederangsburgers, als buitenlanders. De jongste generatie pakt die strijd weer stevig op. Mijn elf jaar jongere zusje studeert aan een universiteit waar je het koloniale verleden overal in terug ziet. Ze stelt daar echt stevige vragen over op een manier waarvan ik soms denk: kan dat wat subtieler.'
[2020]