Het verhaal is bekend: tijdens zijn leven heeft de schilder vermoedelijk maar één schilderij verkocht, ‘De rode wijngaard’ (1888), voor 400 Franken aan de vrouw van een vriend, een paar maanden voor Vincents dood. Een doorbraak voor de waardering van het werk van Van Gogh in Nederland was de tentoonstelling in 1905 in het Stedelijk Museum in Amsterdam en het uitbrengen van de brieven tussen Theo en Vincent, beide in gang gezet door zijn schoonzus Jo Bonger. De rest is geschiedenis, met als hoogtepunten de veilingen van de ‘Zonnebloemen’ (1888) die in 1987 voor 40,5 miljoen dollar werd gekocht, de ‘Irissen’ (1889) die in 1987 voor 53,9 miljoen dollar van eigenaar wisselde en het ‘Zelfportret zonder baard’ (1888) dat twaalf jaar later, in 1998, voor 71,5 miljoen dollar werd geveild. Daarnaast is er het ‘Portret van Dr. Gachet’ dat in 1990 voor 82,5 miljoen dollar werd gekocht door de Japanse zakenman Ryoei Saito, destijds het duurste schilderij ter wereld. Het werk zou samen met de eigenaar gecremeerd zijn, maar in 2007 dook het weer op bij een Oostenrijkse fondsmanager. Het ‘Portret van Joseph Roulin’ (1889) dat in 1989 voor 58 miljoen dollar werd aangekocht door het MoMA was het één van de duurste schilderijen die een museum ooit had aangekocht, en nog altijd is dat het geval.
Van Gogh moest blijkbaar buiten Nederland en buiten Parijs treden om te komen tot unieke doorbraken waarvan de kunstgeschiedenis tot op de dag van vandaag nog steeds de vruchten plukt.
Al deze schilderijen zijn in de laatste fase van zijn leven geschilderd. Opvallend is dat er slechts drie jaar zitten tussen zijn donkere ‘De aardappeleters’ (1885) en de kleurenexplosie in de Provence en het werk dat hij schilderde in Auvers-sur-Oise, een plaatsje vlak boven Parijs. Maar tegelijkertijd zit er een lichtjaar tussen de donkere, zware beelden die in de traditie staan van de lange Hollandse schildersgeschiedenis en de kleurrijke werken die de culturele revolutie reflecteren die in de hoofdstad van kunst in het tweede deel van de negentiende eeuw, Parijs, zich heeft voorgedaan. Kennelijk is er – naast zijn psychologische problemen – iets bijzonders gebeurd in Van Goghs leven. Iets dat de wereld vandaag de dag nog steeds bezighoudt. Kennelijk moet je in je leven wat aanrommelen, vallen en opstaan om uiteindelijk iets wezenlijks te doen. Op een plek ver weg van waar je inspiratie hebt opgedaan, zonder commentaar van anderen.
Het leven van een loser
Het leven van deze in onze tijd zo gewaardeerde kunstenaar was het typische voorbeeld van wat we van een negentiende-eeuwse kunstenaar hebben. Het was een opeenstapeling van mislukkingen en vele pogingen om nieuwe wegen in te slaan. De in het Brabantse Zundert geboren Vincent ging na een afgebroken schoolcarrière - zijn vader kon de school waarschijnlijk niet betalen, - als jongste bediende in Den Haag aan de slag bij de internationale kunsthandel Goupil & Cie waar zijn oom Vincent van Gogh partner was. Zijn vier jaar jongere broer Theo zou een paar jaar later voor dezelfde firma aan de slag gaan in Brussel. Vincent werkte voor de firma in Londen en daarna voor korte tijd bij het hoofdkantoor in Parijs. Een succes werd het allemaal niet en al snel kreeg hij zijn ontslag. Daarna werd hij voor even onderwijzer en ook nog even hulppredikant, om niet lang daarna in Dordrecht aan de slag te gaan in een boekhandel. Hij deed een poging staatsexamen te doen om aansluitend een studie Theologie op te pakken. Het werd allemaal niks en hij belandde onder mijnwerkers waar hij lekenpredikant werd. Het was inmiddels 1880 en op dat moment begon hij zijn roeping te volgen om kunstenaar te worden. In 1881 ging de dan 28-jarige Vincent bij zijn oudere neef Anton Mauve in de leer. Via hem kwam hij in contact met de grote namen uit die tijd, onder anderen Jacob en Matthijs Maris, Weissenbruch, Mesdag, Breitner en Israëls. De lessen zouden slechts drie weken duren aangezien hij in conflict kwam met zijn neef over zijn relatie met een voormalig prostituee. Vincent vertrok voor een paar maanden naar Drenthe om daar te werken om vervolgens een paar jaar bij zijn ouders thuis in Nuenen in te trekken. In die tijd, weg van het rumoer, schilderde Vincent ‘De aardappeleters’. Daarna ging hij nog voor een paar maanden naar de academie in Antwerpen. Ook dat eindigde voortijdig en uitgeput en besmet met syfilis meldde hij zich bij zijn broer in Parijs.
Kennelijk moet je in je leven wat aanrommelen, vallen en opstaan om uiteindelijk iets wezenlijks te doen. Op een plek ver weg van waar je inspiratie hebt opgedaan, zonder commentaar van anderen.
Leven tussen de helden van de Haagse School
Dat een rijk verleden handig maar soms ook drukkend kan zijn, moet Vincent ervaren hebben. Hij groeide op in het Nederland dat gevangen was in een allesoverheersende weemoed naar de roemruchte zeventiende-eeuwse Gouden Eeuw. De schilders van de Haagse School baseerden zich met hun werk op wat hun collega’s drie eeuwen ervoor hadden achtergelaten. Onderwerpen die vroeger nooit zouden zijn uitgebeeld, omdat ze te onbeduidend werden bevonden, werden nu veelvuldig afgebeeld door de schilders van de Haagse School. Het landschap van de Haagse School liet een nederig en klassiek beeld zien: een landschap met vee, een interieur en een alledaagse leven. Deze schilders zagen van de Industriële Revolutie niet alleen de zegeningen, maar ook de armoe en de vervuiling. Nationalisme speelde eveneens een belangrijke rol bij het herwaarderen van Hollandse zeventiende-eeuwse schilderkunst.
En met succes. In Amerika was er zelfs sprake van wat men een Holland Mania (1880-1920) noemde, een ongekende populariteit van typisch Nederlandse schilderkunst in Amerika. Verzamelingen van Hollandse oude meesters en ook Hollands antiek kwamen in enorme hoeveelheden in Amerikaanse collecties. Voor zowel de kunstenaars als het publiek was de oogst van de Gouden Eeuw een sterk referentiekader waarbinnen de kunst geplaatst werd. Dat drukte op de mogelijkheden van de toenmalige hedendaagse kunstenaars.
Ook in Frankrijk won de schilderstijl van de Haagse school terrein. Negentiende-eeuwse Franse realistische schilders voelden zich verbonden met zeventiende-eeuwse vakgenoten. De tijdloze, klassieke waarden van de Hollandse schilders, zoals de serene compositie, de harmonieuze verspreiding van licht en doordringende atmosfeer inspireerden hen enorm. Het was deze culturele context waarbinnen de jonge kunstenaar Van Gogh een plaats probeerde te veroveren.
Vincent zoog het culturele leven van Parijs in zich op en werkte keihard. Parijs is op dat moment de absolute hoofdstad van de kunst.
Parijs: de plek waar het allemaal gebeurt
In 1886 vertrok de 32-jarige Vincent van Gogh naar Parijs om in te trekken bij zijn jongere broer Theo. Van Gogh kreeg een stormvloed van ontwikkelingen over zich heen: recente ontwikkelingen op maatschappelijk en politiek gebied, maar zeker ook op cultureel gebied. Hij maakte kennis met het inmiddels tien jaar oude impressionisme. Hij raakte bevriend met Henri de Toulouse-Lautrec en met Emile Bernard en Georges Seurat, Paul Gauguin, Camille Pissarro en Armand Guillaumin behoorden tot zijn kennissen. Vincent zoog het culturele leven van Parijs in zich op en werkte keihard. Parijs is op dat moment de absolute hoofdstad van de kunst. Na de deceptie van Napoleontische tijd waren hier de Bourbons weer aan de macht gekomen, maar als de Franse Revolutie iets opgeleverd had, dan was dat het feit dat het absolutisme definitief tot de verleden tijd was gaan behoren. De burger had gewonnen. Onder Napoleon III (1852-1871) was de industrialisatie goed op gang gekomen. Een begin van sociale wetgeving moest de ergste ellende onder de arbeidersbevolking wegnemen. De keizer was enorm populair door zijn succesvolle buitenlandse politiek, maar de nederlaag in de Frans Duitse oorlog (1870-1871) maakte een einde aan het Tweede Keizerrijk en leverde een verscherpte houding op ten opzicht van Duitsland. Parijse arbeiders, kwaad over deze smadelijke afgang, kwamen in opstand en riepen de Parijse Commune uit (1870). De regering bedwong de opstandige Parijzenaren op bloedige wijze en de Fransen hadden voorlopig genoeg van elk socialistisch experiment. Parijs veranderde gedurende het Tweede Keizerrijk radicaal van een middeleeuwse stad in een moderne metropolis. De gevolgen van de Industriële Revolutie werden in de tweede helft van de negentiende eeuw op grote schaal zichtbaar in Parijs en omgeving. De Derde Republiek (1871-1940), in de tijd dat Van Gogh naar Parijs kwam, was door partijversplintering en steeds wisselende regeringen erg zwak. De meeste Fransen wilden een revanche voor de nederlaag van 1871. Voorlopig trachtte men compensatie te vinden in de vorming van een koloniaal imperium in Azië en Afrika.
De moderne snelkookpan van Parijs was niet alleen buitengewoon inspirerend en belangrijk voor hoe we Van Gogh nu kennen, het was ook moordend zwaar voor de steeds zwakker wordende kunstenaar.
Onder Napoleon III versnelde de ontwikkeling van een burgerlijke, kapitalistische, maatschappij en er een periode aanbrak van sterke economische ontwikkeling en van grote sociale veranderingen. Het beeld van de maatschappij werd in deze tijd grondig gewijzigd. Typerende verschijnselen waren de mechanisering van de nijverheid en het ontstaan van fabrieken, de aanleg van het spoorwegnet rond Parijs, de ontwikkeling van het bankwezen en de urbanisatie (Parijs groeide in korte tijd van 1 naar 1,8 miljoen inwoners). De hiermee gepaard gaande verschijnselen waren grotere klassentegenstellingen, grote armoede en het ontstaan van sloppenwijken. Hele wijken moesten in het kader van stadsvernieuwing plaats maken voor nieuwe woonblokken en bevolkingsgroepen werden verdreven door hogere huren, slechte omstandigheden en belastingen naar de sloppenwijken aan de randgebieden van de zich uitbreidende en industrialiserende stad. Achter de illusie van verbetering ging grote sociale ellende verborgen. Al deze ontwikkelingen kwamen als een stormvloed over Van Gogh heen.
Van stad naar platteland
De moderne snelkookpan van Parijs was niet alleen buitengewoon inspirerend en belangrijk voor hoe we Van Gogh nu kennen, het was ook moordend zwaar voor de steeds zwakker wordende kunstenaar. Parijs en daarvoor ook Nederland was nodig voor de ontwikkeling van de schilder alleen kwam het hier er nog niet uit. Hier in deze smeltkroes van creativiteit zouden geen echt belangrijke Van Goghs geschilderd worden en hij verliet de koude stad op zoek naar de rust en warmte van de Provence. In 1888, een jaartal dat we kennen van heel veel en prachtig werk van de schilder, bracht Van Gogh door in het wereldberoemde gele huis in Arles. In de drukkende zomerhitte was hij hyperactief en maakte soms meerdere schilderijen op een dag. Niet afgeleid door hoe het hoort en hoe het ook kan in het culturele centrum van de wereld Parijs, kerfde hij zich op het boerenland een stevige plek in de kunstgeschiedenis. Hij schilderde onder andere de beroemde ‘Vissersboten op het strand’, die we kennen van eindeloos veel posters, en de kostbare portretten van de oude postbode Joseph Roulin en de Belgische kunstenaar Eugene Boch. In Arles schilderde hij verder het wereldberoemde Nachtcafé en schilderijen waarop je glooiende graanvelden ziet, zinderende wijngaarden en de zo typerende Van Gogh cipressen. Een jaar later kwamen daar verschillende versies bij van de beroemde La Berceuse – mevrouw Roulin - en nieuwe schilderijen van zonnebloemen. In dat jaar werd Van Gogh ook opgenomen in een kliniek in Saint-Rémy-de-Provence waar hij op de steeds schaarser wordende momenten zonder zenuwcrisis andere meesterwerken schilderde als de Irissen en de Seringen. In 1890 verliet hij de kliniek om naar Auvers-sur-Oise te reizen waar de – door portretten van Van Gogh onsterfelijk geworden – dokter Gachet woonde. In dit rustige plaatsje boven Parijs schilderde hij wereldberoemde portretten en de schitterende gele korenvelden en de wervelende hemels die we allemaal kennen. Het was hier dat Van Gogh zichzelf in de borst schoot – of zoals een laatste biografie beweert, omkomt tijdens een schermutseling - en waar hij uiteindelijk overleed aan zijn verwondingen. Hoe vreselijk zijn leven moet hebben aangevoeld, zo schitterend en vol leven was zijn productie buiten het drukke Parijs. Kennelijk moet je ergens zijn waar het allemaal gebeurt om alles op te zuigen en elders, waar eigenlijk bijna niks gebeurt, om het allemaal uit te kunnen knijpen.
Niet afgeleid door hoe het hoort en hoe het ook kan in het culturele centrum van de wereld Parijs, kerfde hij zich op het boerenland een stevige plek in de kunstgeschiedenis.
Van Goghs Beertender
Bij grote multinationals is het vaak heel moeilijk om te innoveren. Zeker als het niet al te slecht gaat, is er weinig reden om te veranderen. Er zijn vaak indrukwekkende afdelingen research and development, maar de vondsten die daar worden gedaan, stuiten in de organisatie vaak op weerstand. Een van de acties was dat Heineken innovaties introduceerde als thuistapmachine Beertender en Tapvat, een vaatje van vijf liter met tapkraantje. Dat product zou er nooit zijn geweest als het was ontwikkeld binnen de organisatie. Immers, alles wat deze innovatie een kans gaf, druiste eigenlijk in tegen waar Heineken voor stond. Bier hoort namelijk in een flesje en als het al getapt wordt in de kroeg, waar het bedrijf ook innige banden mee heeft. Het kon alleen ontstaan door de beste mensen uit de organisatie te vragen het product buiten de muren van Heineken te ontwikkelen, op een plek waar geen taboes bestonden, een plak waar de mensen geen last zouden hebben van de lijn en managers en collega’s die vooral kritisch zouden kijken naar nieuwe ontwikkelingen. Het enige wat de verantwoordelijke mensen moesten doen was rapporteren aan de raad van bestuur. Verder niemand.
Kennelijk moet je ergens zijn waar het allemaal gebeurt om alles op te zuigen en elders, waar eigenlijk bijna niks gebeurt, om het allemaal uit te kunnen knijpen.
Wat heeft dit nu met Van Gogh te maken, denkt de lezer nu…? Welnu, kunstenaar Van Gogh moest blijkbaar buiten Nederland en buiten Parijs treden om te komen tot unieke doorbraken waarvan de kunstgeschiedenis tot op de dag van vandaag nog steeds de vruchten plukt. Hij kon daartoe komen door alleen maar te hoeven rapporteren aan zijn broer Theo, die in zijn levensonderhoud voorzag. Hij hoefde geen verantwoording meer af te leggen aan zijn omgeving. Die waren ver weg en hadden hem min of meer toch in de steek gelaten.
[2014]
Uit het managementboek Kunst en het ondernemen van Koos de Wilt
Innovatielessen van Vincent van Gogh
De belangrijkste innovators in het bedrijfsleven zijn vaak zij die buiten de organisatie staan. Mensen die vrijelijk kunnen experimenteren en lak hebben bureaucratie, gezag en regels. Het is Vincent van Gogh die ons dit innovatieprincipe - vooral onbedoeld - heeft geleerd.
Door Koos de Wilt
uit het boek
Kunst en het zakendoen
Les van Van Gogh
Van Gogh leefde in een bijzonder roerige periode en kreeg ontzettend veel prikkels en indrukken te verwerken die allen terugkomen van het werk dat wij in onze tijd zo waarderen. Maar dit werk zou nooit zijn ontstaan als Vincent in Nuenen, Amsterdam, Den Haag of Parijs was gebleven. Hij moest – weliswaar genoodzaakt door de depressies, maar toch – de afzondering in het zuiden van Frankrijk opzoeken om al die ontwikkelingen en ervaringen, zonder tussenkomst van anderen, uit te werken tot kunst die in vandaag de dag nog staat als een huis.
Samen met een aantal deskundigen schreef ik het boek over de zakelijke kant van de grootste kunstenaars uit de kunstgeschiedenis. In dit boek 18 verhalen van grote kunstenaars. Geschreven in opdracht van de Bankgiro Loterij (verschenen mei 2013).