'Het vrouwengezicht bewoog haar lippen en knipperde met haar ogen. De geluidsband erachter liet zinnetjes horen als: How can I reach you, how can I reach you? en Where do I belong, where do I belong? Voor mij een bekende wereld: je doet je stinkende best om iets moois te maken en dan lopen de mensen naar de ijskast om een cola light te halen. Parels voor de zwijnen.'
[cv]
Bert van der Veer is op 13 maart 1951 geboren in Bergen op Zoom. Na de HBS-B en (anderhalf jaar) School voor de Journalistiek is hij begonnen als rtv-redacteur van het dagblad Tubantia, deed pers & public relations bij platenmaatschappij Phonogram en is daarna freelance journalist en tv-redacteur geworden. Hij is daarnaast concepten, teksten en ideeën gaan maken voor diverse televisieprogramma’s en regisseerde er talloze. Daarnaast is hij boeken gaan schrijven (o.m. over televisie en misdaadromans). Hij werd programmadirecteur bij Joop van den Ende Producties en in 1992 programmadirecteur RTL 4 en ook RTL 5. In 1994 werd hij programmadirecteur 'commercieel' Veronica en in 1995 stafdirecteur programmazaken Holland Media Groep. In 1996 werd hij ‘creative director' D&D/K&B -- groep en managing director en (mede)eigenaar van TV INSIDE, Nederlands eerste adviesbureau voor development, research en consultancy in tv-zaken. Tussen 1998 en 2000 was hij programmadirecteur RTL 4 en columnist. Sinds oktober 2000 doet hij de regie van het programma Barend en Van Dorp, is hij scriptschrijver Dok 12 (11 van 13 afleveringen), columnist, conceptontwikkelaar en schrijver. En recentelijk programmadirecteur van Veronica. Van der Veer heeft twee dochters en twee kleinkinderen.
PASSION POUR L'ART
31 NÉERLANDAIS PROMINANTS À PROPOS DE LEUR GOÛT DE L'ART
Pour le livre 'Passion voor kunst' et l'émission de télévision AVRO 'Liefliefdes' , Koos de Wilt a interviewé des personnalités néerlandaises de la science, de la politique et des affaires sur l'art.
‘GELOVEN WAT JE WILT GELOVEN’
Bert van der Veer, regisseur/televisiemaker
Heel vroeger had televisie nog iets met kunst te maken. Televisiemakers als Bob Rooyens, Rob Touber en Jean-Christophe Averty waren nog bezig om vorm boven inhoud te stellen, die maakten een visueel spektakel met het medium.
Toen ik in 1992 voor de eerste keer programmadirecteur van RTL 4 werd, was dat de enige commerciële omroep in Nederland. Ik kwam uit de journalistiek en vond het heerlijk om mee te maken. Als journalist – wat ik mij nog steeds voel -- blijf ik gegrepen door wat zich in de wereld en in mensen afspeelt. In mijn werk probeer ik daar een vertaling voor te vinden om er zoveel mogelijk mensen mee te bereiken. Daar zit onvermijdelijk iets evangelisch in – ook al ben ik niet meer gelovig. Iets van mijn calvinistische achtergrond zegt me dat je niet alleen voor jezelf op deze wereld bent gekomen. Mijn journalistieke invalshoek is die van een kijker, niet die van een deelnemer.
De wanhopige poging om gehoord te willen worden
De formulering, de taal en het leggen van links tussen verschillende onderwerpen vind ik leuker dan het hebben van een primeur. Het gaat mij om de inhoud die mooi wordt verwoord. In Barend en Van Dorp, het programma dat ik regisseerde, gaat het zowel om de inhoud als om de vorm. Het maken van zo’n opinievormend programma doet me meer dan het opstarten van een nieuwe quiz. Dat is niet vanzelfsprekend hoor. Televisie is dusdanig corrumperend dat zodra je bij de Vijf Uurshow wordt gedropt je dan vooral bezig bent met dat pak maïzena zo lang mogelijk in beeld te brengen. Dat zie je zowel bij afgestudeerden van de School van Journalistiek uit Kampen als bij verse doctorandussen communicatiewetenschappen uit Amsterdam.
Het noodlot van de Nederlandse televisie is dat mensen die hun studie heel serieus hebben genomen zich storten op Nova en Netwerk. Het zou prettig zijn als mensen die een beetje nadenken over de wereld en iets willen bereiken met zo’n prachtmedium als televisie zich juist eens bij een commerciële zender tot een wat breder publiek zouden richten.
Troost, onthechting en schoonheid
Ik heb foto’s aan de muur hangen van de fotograaf Michel Sculz Krzyzanowski, foto’s van incomplete gezinnen in niet echt vrolijke interieurs ergens in een buitenwijk van Londen. Overal staat de televisieset in het midden van de huiskamer. Voor die mensen is televisie meer dan wat cynische geldwolven ervan proberen te maken: televisie als een license to print money, zoals een Luxemburgse baas dat ooit heeft genoemd. Dat is niet mijn opvatting. Wat veel mensen hebben met televisie, vinden anderen bij kunst: troost, onthechting en schoonheid. In de nasleep van 11 september is er ook geen ander medium dan televisie geweest dat beter heeft kunnen duiden wat er precies gebeurd is.
'Fountainhead, niet bijster goed geschreven, maar wel heel herkenbaar. Het beschrijft mijn wereld van scoren, van kijkcijfers en een wereld waarin je je eigen belangstelling een plaats probeert te geven.'
Televisie is niet alleen plat vermaak, maar geeft ook ontspanning als je een klote dag achter de rug hebt met een chef die weer de hele dag op je nek zat en een kassa die het weer eens niet deed. Als je dan thuiskomt wil je gewoon even naar een andere wereld, ook al is dat de wereld van Goede Tijden Slechte Tijden. Anderen willen geconfronteerd worden met de echte wereld, maar dan een andere echte wereld. De Duitser Heinz Edelmann, de man van Yellow Submarine, heeft eens een prent gemaakt van een ijzig sneeuwlandschap met daarin een man met in zijn hand een televisie. Op het beeldscherm zie je de zon schijnen. Die prent heb ik heel lang in mijn la gehad tot ik hem uiteindelijk voor mijn boek Alles voor de Kijkcijfers kon gebruiken. Het laat zien dat we niet in een echt prettige wereld leven, in een wereld met buitengewoon veel redenen om je onrustig te voelen. Televisie heeft de functie om daarmee bezig te zijn.
Sommige dingen zijn beangstigend en toch niet te stuiten, zoals de opkomst van de commerciële televisie of de opkomst van Pim Fortuyn. Beide zijn niet per se een zegen voor de mensheid, maar je kunt er niet omheen. Je moet dan een beroep kunnen doen op het gezond verstand van mensen die dat in een bepaalde richting weten te sturen. Ik vind de onverschilligheid die de politiek en de culturele elite heeft ten opzichte van wat er met commerciële televisie gebeurt, verontrustend.
Joop van den Ende
Van 1978 tot 1988 heb ik Top Pop geregisseerd. Toen had televisie nog een klein beetje met kunst te maken; ik heb daar nog net van mee kunnen snoepen. Uitgaande van de muziek kon ik een fantasiewereld creëren met eigen verlangens en beelden. Dat veranderde toen ik mij eind jaren tachtig bij Joop van den Ende meldde. Toen is het goed tot me doorgedrongen dat het uiteindelijk alleen maar draait om kijkers, geld en macht. Ik vind dat de huidige generatie daar verontrustend laconiek over doet. Ik bemerk een soort minachting voor de kijker. Ik herken wel hoe dat komt hoor. Ik ben een paar jaar eindredacteur geweest van de Surpriseshow van Hennie Huisman. Dat kun je zien als het verkopen van een soort afwasmiddel waarbij je zoveel mogelijk kijkers wilt genereren. Hoe meer er gehuild wordt in het programma hoe meer kijkers. Hoe meer emotie, hoe meer er over geluld wordt.
Het zal wel met schuldgevoel te maken hebben, maar ik vond het mijn verantwoordelijkheid om niet in een spiraal terecht te komen. Als je in staat bent om twee miljoen kijkers te trekken is het buitengewoon leuk om iets te doen dat echt ergens over gaat. Bij Barend en Van Dorp kon ik die behoefte heel goed kwijt. Dan weten we ook dat een uitzending met Katja Schuurman of André van Duin beter scoort dan een uitzending met een terughoudende minister en een jongen die de extreme uitwassen van de islam op een genuanceerde manier uitlegt. Je hebt enorm de neiging om te denken dat Marco Borsato geen mening zou hebben over de vader van Maxima, maar misschien heeft-ie er wel uren met Leontine over gediscussieerd. Ik denk het niet, maar het is leuk om dat uit te vinden.
Van Morrisson en Elvis Costello
Ik ben van 1951, een kind dus van de Beatles- en de Stones-generatie. Op mijn 27e ben ik Top Pop gaan regisseren. Ik ben dus vooral een man van liedjes. Ik kan er duizenden noemen, maar Brown Eyed Girl van Van Morrisson en I Want You van Elvis Costello zijn voorbeelden van liedjes die me raken. Mooie liedjes zijn liedjes die met mij te maken hebben.
Hetzelfde geldt voor andere kunstuitingen. Toen ik getrouwd was hadden wij een schilderij met de titel Five O’Clock Shadow. Een heel sereen beeld dat sterk te maken had met de situatie waarin ik mij bevond. Ik had een huwelijk dat vele jaren had geduurd en had kinderen die groter werden. Dat schilderij was een bevestiging dat dit soort geluk bestond. Uiteindelijk bleek dat toch niet te bestaan en heb ik dat schilderij ook achtergelaten. Dat doek liet me geloven wat ik wilde geloven. Kunst en literatuur helpen je jezelf voor de gek te houden. Ze kunnen je bestaan verrijken, maar het omgedraaide kan ook: een boek kan ook je leven verarmen.
Boeken
Ik heb zeven boeken geschreven en weet dus hoeveel energie en creativiteit in het schrijven van een boek gaat zitten. Vroeger deed ik er lang over een boek weg te leggen – of zelfs weg te gooien – als het me niet beviel. Dat lukt me nu wel, omdat een boek je tijd ook onnodig kan verspillen. Ik kijk met genoegen naar zo’n literair programma als dat van Michael Zeeman. Na zo’n programma kun je het gevoel hebben van: hè lekker, weer vijf boeken die ik niet hoef te lezen. Een goed boek consumeer je in volstrekte rust en eenzaamheid. In een museum lopen er allemaal vreemden om mij heen en mag ik niet eens mijn pijp opsteken. Literatuur moet voor mij een bepaalde toegankelijkheid en vermaakfactor hebben. Dat vind je meestal niet in de boeken in de top 10 van Vrij Nederland.
De eeuwige bron van Ayn Rand is een favoriet van mij. Ik ben daarin begonnen in een vakantiehuisje vol schreeuwende kinderen en blaffende honden. Het verhaal greep mij zo dat ik het even heb weggelegd. Een paar dagen later heb ik mij toen opgesloten in een hotelsuite met balkon, badjassen en een stapel zakjes espresso. Twee dagen heb ik niets anders gedaan dan lezen. Het gaat over een architect die geen compromissen kan sluiten. Niet bijster goed geschreven, maar wel heel herkenbaar. Het beschrijft mijn wereld van scoren, van kijkcijfers en een wereld waarin je je eigen belangstelling een plaats probeert te geven. Een ander goed boek vond ik Gloed van Sándor Márai. Niet alleen een intrigerend verhaal met elke zin op de juiste plek, maar ook een boek waarvoor je af en toe je pen pakt om aan te strepen wat hij schrijft over passie, liefde of vertrouwen. Zinnen die je met je mee wilt dragen.
‘How can I reach you’
Het MACBA in Barcelona is een heerlijk museum voor snelle kijkers als ik, maar voor een werk van Tony Ourslers bleef ik stilstaan. Het stelde een paar kinderstoeltjes voor met daarop een lichaampje met een bloemetjesjurk. Het hoofd was groot en niet meer dan een welgevuld kussensloop. Op dat hoofd werd een film geprojecteerd, vervormd door een bolvormig kussensloop. Het vrouwengezicht bewoog haar lippen en knipperde met haar ogen. De geluidsband erachter liet zinnetjes horen als: How can I reach you, how can I reach you? en Where do I belong, where do I belong? Een beetje Lauri Andersonachtig. Ik ben vier keer teruggeweest om naar dat ding te kijken. Waarom trof het mij zo? Misschien om de wanhopige poging om gehoord te willen worden. Het was op bepaalde manier onaangenaam om naar te kijken. Dat mens kon geen kant uit en had duidelijk een slapeloze nacht in zo’n vervelend appartement in New York. Ze praat tegen niemand en heeft een groot verdriet waar je niet bij kunt komen. Ze probeert te communiceren. Voor mij een bekende wereld: je doet je stinkende best om iets moois te maken en dan lopen de mensen naar de ijskast om een cola light te halen. Parels voor de zwijnen.
Of ik nog een droom wil verwezenlijken? Ach, het voordeel van wat ouder worden is dat je een aantal dingen beheerst. Ik kan regisseren, een zender programmeren, een programmaconcept vormgeven, een column schrijven. Dat geeft rust. Ambities genoeg, maar ze knagen niet meer zo.
[2004]