Cornelis Josephus Antonius van Lede is op 21 november 1942 geboren te Wassenaar. Hij studeerde Rechten (M.A.) aan de Universiteit van Leiden en Business & Management Adminsitration INSEAD in Fontainebleau. Hij begon zijn carrière bij Shell in een marketing functie bij NAM Gasexport. Daarna werkte hij gedurende zeven jaar bij McKinsey & Company in respectievelijk Nederland, Verenigde Staten, België, Frankrijk en Brazilië. In 1977 werd hij Voorzitter Raad van Bestuur Koninklijke Nederhorst Bouw BV, een bedrijf dat in 1980 werd geïntegreerd in Hollandse Beton Group (HBG). Van 1982 tot 1984 was hij Lid Raad van Bestuur van HBG. Daarna is hij voorzitter geweest van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen VNO. In 1991 werd Van Lede Vice-voorzitter van UNICE (Union of Industrial and Employer’s Confederations of Europe), alsmede Lid Raad van Bestuur en Plv. voorzitter Raad van Bestuur Akzo N.V.. Van 1994 tot 1 mei 2003 was bij Voorzitter Raad van Bestuur van dit concern. Van Lede bekleedt verschillende non-executive functies, waaronder Voorzitter Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank, Commissaris bij Heineken N.V., KLM en Sara Lee in Nederland, en Scania AB in Zweden. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.
Livre sur ce que les gens ont avec l'art
Pour le livre 'Passion voor kunst' et l'émission de télévision AVRO 'Liefliefdes' , Koos de Wilt a interviewé des personnalités néerlandaises de la science, de la politique et des affaires sur l'art.
'Wat voor kunstenaars het normale is, is voor mij het abnormale'
Kees van Lede, ex-voorzitter RvB Akzo Nobel
De familie van mijn vader zijn allemaal ondernemers, jeneverstokers. Aan mijn moeders kant waren het juristen en politici. Mijn grootvader was jarenlang voorzitter van de Kamer en is ook minister geweest. Bij ons thuis werd niet veel aan kunst gedaan. Mijn grootvader van vaders zijde was een behoorlijke verzamelaar en deed in zijn tijd aan moderne kunst. In het bijzonder Jan Toorop en Willem van Konijnenburg, schilders met een beetje mystieke kunst. In zijn huis hingen van die kolossale schilderijen. Hij had ook een huis waar dat kon. Dat heeft bij mij altijd wel wat achtergelaten. Ik kan een stimulans putten uit mensen die volstrekt anders naar het leven kijken dan ik. Misschien juist omdat ik in mijn werk altijd op een rationele manier naar dingen heb gekeken. Daar werd, en word, ik voor ingehuurd en zo zit ik waarschijnlijk ook in elkaar. Ik tracht dingen te ontdoen van hun sentimenten en probeer ze naar de kern terug te brengen. Daarbij besef ik dat mensen zich niet laten motiveren door ratio alleen. Als je praat met kunstenaars dan is voor hen het normale wat voor mij het abnormale is. En omgekeerd. En zo nu en dan vind ik dat geweldig. Ik heb ook een onwaarschijnlijke bewondering voor hoe kunstenaars emoties in beeld kunnen brengen. Misschien wel omdat ik dat zelf absoluut niet kan. Ik zou niet eens weten waar ik zou moeten beginnen. Ik ben zelf altijd een gepassioneerd liefhebber geweest van Claude Monet. Als je van een afstand naar een schilderij van hem kijkt en je loopt er naartoe dan zie dat het is opgebouwd uit kloddertroep. Dat vind ik iets fabelachtigs! Hoe zitten die hersens in elkaar om dat op doek te brengen, denk ik dan. Dat dat ‘licht’ niet een wit streepje is, maar dat je het zo afbeeldt dat je tot de essentie komt! Mij boeit hoe iemand daar komt. Emile Zola beschrijft in L’oeuvre de kunstenaar die gepassioneerd bezig is met zijn werk en daarin helemaal doorslaat, aan drank geraakt en uiteindelijk failliet gaat. Die wereld ligt ver van mij, maar ik vind het wel fascinerend om daarover te lezen. Ook andere schrijvers uit de periode, zoals Stefan Zweig, boeien mij zeer. Dat is kunst van een andere tijd: daar gaat het mij om de emotie. Supermoderne kunstuitingen vind ik vooral spannend, niet echt ontroerend, eerder confronterend en hard. Het heeft een hoge graad van professionalisme en zet je aan tot denken, want het vertelt niet duidelijk wat er bedoeld is. Mooi is als kunst zowel spannend als emotioneel is. De twee vingers van God en Adam die elkaar raken in de Sixtijnse Kapel van Michelangelo of het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinci in Milaan hebben dat beide. Maar ook Jan Toorop en Jan Adam Zandleven hebben zowel spanning als emotie in hun werk. Zandleven was een autodidact en is misschien wat saai in zijn composities, maar wel fabelachtig in zijn techniek. Van deze schilders heb ik een aantal werken hangen. Ik wil ook nog wat bijkopen, want ik wil alledrie mijn kinderen een Toorop en een Zandleven geven.
'Als het hoofdkantoor begint met een kunstcollectie dan wordt er eerst gezegd dat er geld over de balk wordt gegooid. Maar na een tijdje, als je bijvoorbeeld een werk weghaalt, dan missen mensen het. Ze voelen zich geamputeerd, alsof er een stukje van hun identiteit weggehaald is.'
Waarschijnlijk ben ik beter in besturen/ondernemen dan in kunstuitingen. Die combinatie is belangrijk voor mij. Ondernemen is een instelling. Je kunt ondernemen ook in een universitaire baan of bijvoorbeeld door het opzetten van een kunstcollectie. Dat doe je omdat je constant bezig wilt zijn met nieuwe ideeën. Tegelijkertijd moet je ook rationeel blijven. Als ondernemer was ik aan de voorzichtige kant. Ik nam niet graag grote financiële risico's. Ik ben niet zo erg wild, maar kijk goed naar de risiconiveaus. Het is de combinatie, want met ratio alleen kom je er niet. Je hebt creativiteit nodig en nieuwe ideeën. Veel kunstenaars – maar zeker niet allen – bevinden zich aan de voorkant van de samenleving. Het intrigeert mij hoe ze denken en waarom ze dingen doen. Daar moet je je ogen voor open houden, zoals je in een bedrijf ook goed contact moet houden met je jongste medewerkers. Je moet constant zorgen dat je jongeren erbij krijgt, die maken immers de toekomst. Anders verlies je voor je het weet het contact. Als je ziet hoe fundamenteel verschillend het leven van onze kinderen is ingericht ten opzichte van toen ik begonnen ben. Wij zaten besloten in de zuil met strak burgerlijke normen, nu is dat allemaal weg. Er zijn nu veel meer vrijheidsgraden. Wat zij mooi en belangrijk vinden is een wereld van verschil. Sommige bedrijven gaan er voortreffelijk mee om, andere niet. Je moet er open voor staan, maar je niet laten gek maken. In de ICT was op gegeven moment het gezond verstand op hol geslagen. Men zag allemaal visioenen die te ver gingen, maar wee je gebeente als je niet meegaat. Want ondertussen is de hele manier van communiceren compleet veranderd. Toen ik in buitenland studeerde, schreef ik elke week een brief aan mijn ouders. Toen onze kinderen naar het buitenland gingen, heb ik misschien één brief gekregen. Ze belden – collect call natuurlijk – en stuurden me mailtjes. Soms denk ik: als we niet uitkijken dan zijn we de hele dag bezig elkaars antwoordapparaat in te spreken. Dat is compleet anders dan in onze tijd. Onze generatie is opgegroeid met een lage mobiliteit. In het weekend zag je je familie en dat was het dan. Ik moest eraan wennen toen mijn kinderen zeiden dat ze naar huis gingen als ze hun studentenhuis bedoelden. Dat is het individualisme, de maatschappij waarin mannen en vrouwen beiden werken en waarbij de carrière soms meer levensinvulling geeft dan het hebben van een gezin. Ik geef daar geen oordeel over. Het leidt tot bepaalde problemen, maar die zal deze generatie ook wel weer oplossen. In deze tijd zijn er veel grotere ontplooiingskansen voor iedereen, onafhankelijk van inkomen en onafhankelijk van geslacht. Dat vind ik geweldig. Het is dom als vrouwen studeren en er vervolgens niks mee doen. Ik juich het toe dat iedereen met een zekere inspanning iedere plek kan bereiken in de samenleving. Dat zijn positieve waarden. Maar anderzijds geeft de vluchtigheid veel minder cohesie in de samenleving. Dat zie je tot en met het stemgedrag. Maar ik zeg dan: leg de verantwoordelijkheid ook maar bij deze generatie. Als ze dat zo willen, dan lossen ze het ook op.
Toen ik voorzitter werd bij Akzo Nobel heb ik mij zo afgevraagd of wij niet wat meer met jonge beeldende kunstenaars moesten doen. Een bedrijf als Akzo Nobel heeft een functie die verder gaat dan het maken van verf of pillen. Je moet goed ingeplant zijn in de samenleving. Tegenwoordig kijken mensen veel meer of het bedrijf past bij hun opvattingen over de maatschappij. Een kunstcollectie kan daarin een rol spelen. Daar hebben we toen Hester Alberdingk Thijm voor aangetrokken, die de nodige ervaring had opgedaan bij Boijmans en de Beurs van Berlage. Dat project is een geweldig succes geworden met een fantastische collectie van honderden werken. Allemaal hedendaagse kunst van jonge kunstenaars uit het buitenland en uit Nederland, zoals Frieling, Vermeulen, Van den Broeck, Zandvliet e.d. We wilden geen postzegelverzameling, dus niet van alles één, maar een die bestond uit een aantal thema’s. Het belangrijkste criterium was dat het jong moest zijn. Het werk was semi-figuratief en non-figuratief. Ik vond het allemaal heel spannend. Je moest je erin onderdompelen en er soms behoorlijke moeite voor doen. In sommige werken zag ik niks, maar daar moet je de vrijheid in geven. Het ging ten slotte niet om mij. Een Raad van Bestuur kan zich niet overal mee bemoeien. Je moet ruimte geven. In het begin moesten we bij Akzo Nobel intern een flinke dosis weerstand overwinnen. Dat hing samen met de functie die een hoofdkantoor vaak heeft. Het hoofdkantoor is doorgaans niet geliefd en dat moet vooral zo blijven, want je moet druk hebben om de kosten laag te houden. Als het hoofdkantoor begint met een kunstcollectie dan wordt er eerst gezegd dat er geld over de balk wordt gegooid. Maar na een tijdje, als je bijvoorbeeld een werk weghaalt, dan missen mensen het. Ze voelen zich geamputeerd, alsof er een stukje van hun identiteit weggehaald is. Daar gaat het om. Kunst is dus enerzijds communicatie naar buiten, anderzijds werkt het intern zeer bindend. Al was het maar omdat het uitlokt tot interne discussie. De ene vindt het namelijk prachtig en de andere vindt het knudde. In het buitenland gaan bedrijven van oudsher anders om met kunst. In de Angelsaksische cultuur verdient men behoorlijk veel meer dan hier, maar daar staat tegenover dat het persoonlijke mecenaat er veel groter is. Daar geven mensen gigantische bedragen aan oude universiteiten, goede doelen en kunst. In Nederland wil je daarvoor niet in de krant, in Amerika juist wel. Bedrijven worden daar ook veel meer op aangekeken dan hier. Sara Lee bijvoorbeeld is bekend om zijn fenomenale kunstcollectie. Maar je ziet het ook in Duitsland, waar bijvoorbeeld de Deutsche Bank een prachtige collectie heeft. Ik heb niets tegen het mecenaat door bedrijven. Als het bij de overheid komt, dan verambtelijkt het. Daar kan de overheid verder niets aan doen. Zij probeert alles te objectiveren, maar kunst is niet te objectiveren, het heeft te maken met smaak en dat is niet op schaaltje te wegen. Wat met goede bedoelingen is gestart bij de BKR, is uitgelopen in pakhuizen met bergen “kunst”. Mijn grootvader en zijn zusters hebben indertijd Toorop een tijdje geholpen. Zo ging dat en zo gaat dat nog steeds. En daar is niks mis mee.
[2002]