'Al die dingen vinden op een of andere manier hun weg in je werk, vaak zonder dat je precies weet waar iets vandaan komt. Maar het gaat om al de dingen die onder het oppervlak zitten van de doeken.'
Binnenkijken bij schilder Jasper Krabbé (1970)
EEN OPTELSOM VAN HERINNERINGEN
Een monumentaler atelier is nauwelijks denkbaar dan dit atelier op het terrein van de oude kogelfabriek in Zaandam. In de enorme ruimte hangen overal grote en kleurige schilderijen die zijn geschilderd op stoffen met een verleden.
Tekst en beeld van Koos de Wilt voor COLLECT
Het atelier was ooit een enorm waslokaal, gebouwd in 1932 voor de arbeiders die werkten in de kogelfabiek op het Hem-terrein in Zaandam. Het is een atelier dat onder architectuur is gebouwd en dat via lichtkoepels licht naar binnen zuigt. Binnen stutten honderden balken het bouwwerk en geven ruimte aan tientallen enorme schilderijen die aan katrollen hangen. Krabbé: ‘Ik moest zelf eerst denken aan Piranesi’s etsen van een kerker toen ik deze ruimte voor het eerst binnenkwam. Het is intiem en tegelijkertijd monumentaal.’ Jasper Krabbé gaat met de koffie voor in de ruimte en neemt zijn gast mee naar een van de zijgedeelten. Hij begint te vertellen waar hij zich tegenwoordig vooral mee bezighoudt: ‘Ik heb twee ankers in mijn werk. Enerzijds portretten, voor mezelf en in opdracht, en anderzijds verhalend werk. Ik heb nu een project waarbij Rio Grande in New Mexico op verschillende manieren terugkomt. Daar heb ik een heleboel schilderijen van inmiddels, ik zie het als een uit de hand gelopen fascinatie. De rivier is te zien vanaf White Rock, een oerlandschap waar weinig toeristen komen. Laatst ben ik drie maanden rondgereisd. Je kijkt 180 graden om je heen met daartussen een uitsparing in het landschap waar een zilveren rivier door het landschap snijdt. Het is daar heel oud en leeg, een magische plek.’
‘Op de Rietveld waren ze helemaal niet geïnteresseerd in de decors en de graffiti die ik maakte.’
Krabbé houdt zich graag bezig met zaken die een geschiedenis hebben. Ook het materiaal waarop hij werkt: ‘Wat alles verbindt zijn de ondergronden waarop ik schilder, die hebben allemaal een geschiedenis. Oude doeken van decors, collages van doeken van katoen die ik aan elkaar laat naaien en lappen katoen die op een of andere manier een weg vindt naar dit atelier. Misschien dat het te maken heeft met mijn graffiti verleden. Je werkt dan steeds op een muurtje of gevel in de stad en even later schildert of plakt iemand anders daar weer wat anders overheen. Het is een soort accumulatie van beeld en daarmee krijgt het een geschiedenis. Het wordt daarmee een optelsom van herinneringen. Ik integreer de oneffenheden in het reliëf en de bestaande kleuren op het doek in bijvoorbeeld de rivier die ik schilder, waardoor het wordt opgenomen in elkaar.’ De schilder laat een stevig en verweerd stuk doek zien waarop hij binnenkort wil gaan werken: ‘Ik reisde met mijn dochter van drie door het oude, eindeloze landschap van New Mexico en kreeg daar een lekke band. Een man die voorbij kwam rijden hielp me en weigerde dat ik hem betaalde. Ik ging daarna nog even naar een garage voor een reserveband en vond daar dit versleten katoen. Mocht ik zo meenemen. Hoe aardig en vrijgevig die mensen daar zijn, dat is ongelofelijk.’
Graffiti
Krabbé gaat voor een enorm doek staan dat gaat over de graffitikunstenaar Dr. Rat die in de jaren tachtig de opstandige godfather was in de tegencultuur van kraakpandenscene. Op het kleurige doek van Krabbé een afbeelding van de jonge street artist, een lepel voor de heroïnespuit, de tag van Dr. Rat en de tekst My Way, verwijzend naar de overlijdensadvertentie met de woorden van Sinatra. Ook Krabbé heeft een verleden als street artist. ‘Van mijn twaalfde tot mijn negentiende maakte ik graffiti in de straten van Amsterdam. Ik zat in een groep, United Street Artists (USA) en wij werden betaald voor wat we op muren spoten, we waren de eersten in Amsterdam die dat deden. Op gegeven ogenblik zetten we zelfs ons telefoonnummer erbij zodat mensen ons konden bellen als ze een muurtje of een rolluik hadden. Beter een werk van ons dan iemand die ongevraagd iets op de muur kladderde. Dat was in de tijd dat Dr. Rat al een fenomeen was. Hij was meer punk en wij waren meer hiphop. Wij werkten met kleurige letters en afbeeldingen zoals ze die in The Bronx gebruikte. Ik kwam uit Amsterdam-Zuid en dat had natuurlijk niks met The Bronx te maken. Ik was wel opstandig en mijn ouders vonden het wel tof dat ik mij op deze nieuwe manier met kunst bezighield. Alles wat ik toen heb gemaakt is weg nu. Ik denk dat zo’n vijftien jaar lang op het dak van de vleugel van het Stedelijk een JAZ-piece van mij had gestaan. Toen schilderde iemand over mijn tag, en daar heeft SHOE, een vriend van mij, weer JAZ op gespoten, uit respect.’
Krabbé gaat voor een enorm doek staan dat gaat over de graffitikunstenaar Dr. Rat die in de jaren tachtig de opstandige godfather was in de tegencultuur van kraakpandenscene.
Jasper Krabbé verdiende in de jaren eind jaren tachtig begin jaren negentig zijn geld met het schilderen van decors voor televisie. Ondertussen studeerde hij cum laude af aan de verantwoorde Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. ‘Op de Rietveld waren ze helemaal niet geïnteresseerd in de decors en de graffiti die ik maakte. Ik schilderde in die tijd elke week wel een decor. Maar ik deed wat ik wilde doen, ik ben kunstenaar geworden omdat ik onafhankelijk wil zijn. Het gaat mij over vrijheid, vrijheid die ik elke dag weer wil bevechten. Dat kan met een galerie of zonder en met elk materiaal waarbij ik me prettig voel. En natuurlijk wil ik daarbij een publiek bereiken. Ik hou zelf heel erg van de contacten die ik heb met verzamelaars. Er komen ook art advisers die met verzamelaars langskomen. Ook doe ik veel privéopdrachten van verzamelaars voor wie ik zogenaamde CLOUDS maak. Wolken van tekeningen waarbij ik een interpretatie geef op het leven van een verzamelaar. Dat vind ik te gek! Die mensen geven mij veel vrijheid en veel vertrouwen. Ik maak een soort roman van hun leven met de ingrediënten die mensen mij aanreiken. En dat levert dan een wand op van zo’n dertig tekeningen die van alles zeggen over de verzamelaars en over mij als kunstenaar.’
Familie van kunstenaars
Jasper Krabbé komt uit een familie met heel veel kunstenaars, schilders en schrijvers. Zijn vader is acteur, regisseur, schrijver en schilder en zijn broer is tv-presentator. Het begon in de familie allemaal met schilderkunst, vertelt Jasper Krabbé: ‘Mijn overgrootvader Hendrik Maarten Krabbé was vrij succesvol met zijn portretten en mijn opa werd ook gewaardeerd. Voor mijn vader geldt dat men hier in Nederland vindt dat schoenmakers zich bij hun leest moeten houden. Je kan niet acteur zijn en tegelijkertijd een geweldig schilder. Onzin natuurlijk! Dat laat mijn vader zien.’ Zoon Krabbé heeft een dubbele relatie met het kunstpubliek: ‘Mooi is dat er in Nederland steeds meer mensen zijn die snappen dat de kunstwereld een mecenaat nodig heeft zodat kunstenaars kunnen doen wat ze kunnen doen. In Duitsland en de VS zie je dat altijd al veel meer. In de zeventiende eeuw was dat in Nederland er ook. Kunst is veel meer een onderdeel van de maatschappij, zowel artistiek en commercieel. Francesco Clemente werd eens gevraagd wat hij vindt dat een goede kunstenaar is. Ik verwachtte natuurlijk dat hij iets zou zeggen over ideeën, over emotie en uitwerking van het materiaal, maar hij zei: “De kunstenaar die van werk kan leven.” Dat vond ik een interessante gedachte, omdat de meest commerciële, slechte kunstenaar in zijn woorden ook een goede kunstenaar is. In Nederland doen we heel moeilijk over de rol van de kunstenaar. Dick Bruna zien wij hier als iemand die leuke kindertekeningen maakte. In Japan vinden ze hem een groot kunstenaar, wat hij natuurlijk ook is! Ik denk dat wij in Nederland onze kunstenaars niet zo waarden als ze dat in buitenland doen. Daarom vertrekken de meest uiteenlopende Nederlandse kunstenaars ook vaak naar het buitenland. Denk aan Willem Frederik Hermans, Paul Verhoeven en Vincent van Gogh. Ik hou van Nederland, van Amsterdam en van Zaandam, maar wat ik soms wat ik moeilijk vind is hoe we hier omgaan met onze kunstenaars.’
‘Ik deed wat ik wilde doen en ben kunstenaar geworden omdat ik onafhankelijk wil zijn. Het gaat mij over vrijheid, vrijheid die ik elke dag weer wil bevechten.’
Vrijheid en onafhankelijkheid
Krabbé: ‘Ik hou van kunst, vooral van schilderkunst, vaak figuratief. Schiele, Hockney, Freud of Alice Neel. Allemaal schilders die mij beïnvloed hebben in wat ik maak. Ook de Mexicaanse kunstenaar Julio Galán fascineert mij, een kunstenaar uit de jaren tachtig die nu min of meer uit beeld is. Ik heb een keer een soort ode aan hem gemaakt in tekeningen, een ode aan de universele kunstenaar die een keer een geweldige recensie heeft gehad in The New York Times en daarna is vergeten. Hij kwam uit een klein dorpje en is toen naar New York gekomen waar hij beroemd werd. Hij had een bijzondere relatie met zijn moeder, deed iets met graffiti, werkte associatief en dromerig. Allemaal elementen waarin mij herken in mijn eigen werk. Hij stierf aan een hersenbloeding in het vliegtuig. Ik heb die elementen uit zijn leven getekend, misschien wel zoals je die zou zien net voor je sterft. Een Rotterdamse verzamelaar heeft dat toen gekocht.
‘Dr. Rat was meer punk en wij waren meer hiphop. Wij werkten met kleurige letters en afbeeldingen zoals ze die in The Bronx gebruikte.’
‘Ik houd van kunstenaars die niet alleen de ideeën hebben, maar die ook hun materiaal beheersen. Ik houd van dat vakmanschap. Ik heb mijzelf leren schilderen, ook door de graffiti en de decors. Dat leer je niet op een academie. Ik heb het onder de knie gekregen door steeds opnieuw te proberen. Als iemand een olifant op een muurtje wilde, dat schilderde ik dat, en goed ook, haha. Een leerschool in de praktijk. Het is als koffiezetten voor een diskjockey voor iemand die zelf ook diskjockey wil worden, een kwestie van gewoon doen. En al die dingen vinden op een of andere manier hun weg in je werk, vaak zonder dat je precies weet waar iets vandaan komt. Maar het gaat om al de dingen die onder het oppervlak zitten van de doeken. Door honderden keren model te tekenen, maak je uiteindelijk een goed portret. Al die eerder portretten zitten daar op een of andere manier allemaal in.’
[2022]