Je hoort er niet vaak over in het bedrijfsleven. Het klinkt in eerste instantie ook niet echt stoer. Een hobby. Alsof ze niks beters te doen hebben. Toch kunnen DSM-directeur Nicolaï, FrieslandCampina topman ’t Hart en ex-Unilever topman Burgmans niet zonder hun hobby’s vogeltjes kijken, rondjes zeilen en vliegvissen.
Koos de Wilt voor Het Financieele Dagblad
Hobby's aan de top
Wat zijn de hobby's van topbestuurders
VLIEGVISSEN
Antony Burgmans (1947), ex-topman Unilever, nu diverse commissariaten
‘Het komt neer op de strategie hoe je die beesten te slim af bent’
Ik ga al vijftien jaar naar Afrika. Aanvankelijk met het gezin in van die comfortabele tourist lodges, maar tegenwoordig reis in mijn eentje door de bush van Zuidoostelijke deel van Afrika. Ik ga graag naar Zimbabwe, omdat het daar zo rustig is. Je voelt er heel sterk hoe je een onderdeel bent van een ecosysteem. De bush is genadeloos. Iedereen moet voor zichzelf zorgen en niets en niemand is zijn bestaan zeker. Zelfs een machtig dier als een olifant moet opletten. Op die vlakten is de mens ook ontstaan. Je wordt er geconfronteerd met de basis van ons bestaan. Ik reis er heel simpel met een tentje en britsje. Meer dan een bak met water om me te wassen is er niet. Om half zeven wordt het donker. Je eet dan wat en om half negen ga je slapen om om half zes weer op scherp te staan. De laatste keer was ik in Samburu in Kenia, een gebied waar het al achttien maanden niet had geregend. Je ziet dan wat de impact is van het klimaat op ons bestaan. Het domineert alles: wild life, vegetatie en hoe mensen met elkaar omgaan. Met de droogte zie je hoe spanningen ontstaan en stammen elkaar aanvallen, vee stelen, doden en vergeldingsacties uitlokken. De echte natuur.
Na mijn pensioen, vier jaar geleden, ben ik ook gaan fly fishen, vissen op forel en zalm. Om die sport te beoefenen moet je vaak ver reizen – naar Rusland, Engeland, Schotland, Canada en ook nog wel naar plekken in Italië. De rivieren moeten heel schoon zijn. Ik vis met twee vrienden die ik, los van elkaar, al meer dan dertig jaar ken, een Engelsman en een Indiër. Vliegvissen is heel moeilijk. Je hebt honderden typen vliegen, verschillende hengels en verschillende sterktes van lijnen. Ik ben er niet goed in, maar de progressie geeft de vreugde. Zalm voedert in de winter in Groenland en trekt dan naar Europa en Amerika om te paaien. Die vissen komen altijd terug naar de rivier waar ze geboren zijn. Je probeert ze te vangen op weg naar de paaigronden stroomopwaarts. Het zijn sluwe vissen. Soms ben je een week aan het vissen en heb je niets gevangen. Het komt niet zozeer aan op kracht, maar meer op techniek en op de strategie hoe je die beesten te slim af bent. Het gaat om de coördinatie, meer dan om kracht. Het record van de grootste zalm is ook nog steeds in handen van een vrouw.
‘Vliegvissen is heel moeilijk. Je hebt honderden typen vliegen, verschillende hengels en verschillende sterktes van lijnen. Ik ben er niet goed in, maar de progressie geeft de vreugde.’
Met vliegvissen sta je de hele dag alleen in de rivier, midden in de natuur. De mensen die je er ontmoet zijn vaak heel interessant. Vaak types die iets gedaan hebben met hun leven. De natuur inspireert ze daarbij. Ik merk zelf ook dat, om tot inzichten te komen, je de afstand nodig hebt die je daar ervaart. Weg van je mobile en vergaderingen. Tijdens vliegvissen kun je geen moment verslappen. Je verzet je geest, waardoor je later weer fris naar dingen kunt kijken. Zoals je ook een wiskundige vraagstuk kunt oplossen door het even weg te leggen. Het is net alsof je even op een andere stoel zit en anders naar de dingen kunt kijken. Daarom luister ik bij commissarisvergaderingen ook altijd graag naar de afwijkende mening. Naar mensen die iets zien wat anderen niet zien. Ik had dat bij ABN Amro. In de tijd dat ik daar commissaris was, had ik acht jaar lang grote zorgen over dat bedrijf. Toen was het mijn beurt iets te zien wat anderen niet zagen en was ik de vervelende partij. Dat kwam niet aan en daarom ben ik ook weggegaan. Dat het mis zou gaan wist ik, maar dat het zo mis zou gaan…
‘Tijdens vliegvissen kun je geen moment verslappen. Je verzet je geest, waardoor je later weer fris naar dingen kunt kijken. Zoals je ook een wiskundige vraagstuk kunt oplossen door het even weg te leggen.’
In de natuur gaat het ook mis. Honderd jaar geleden kon je in Rotterdam gewoon zalm uit de Maas vissen. De Rijn was ooit de rijkste zalmrivier ter wereld. Vlakbij de Brienenoordbrug heb je nog een restaurant, het Zalmhuis, dat daaraan herinnert. Van de oorspronkelijke voorraad zalm en forel is nog maar twee procent over. Nu moet je ver reizen. Op die plekken word je geconfronteerd met de kwetsbaarheid van de natuur. En met de verantwoordelijkheid die wij als mensen hebben. Die verantwoordelijkheid heb ik ook gevoeld bij Unilever. Voor mijn werk reisde ik de hele wereld over. Een van de trends die mij opviel was de globalisering. Voordeel daarvan is dat vele honderden miljoenen mensen een steeds beter leven hebben. Negatief is dat er ook een hele grote onderklasse is die daar niets van merkt en dat er een enorme verwoesting van de natuur plaatsvindt. Ik heb in Indonesië bij het tweede regenwoud van de wereld gezien hoe snel dat gaat. Tweedederde van de producten van Unilever komt uit de landbouw. Ook de IGLO vis dus. Ik wilde niet dat mijn firma een onderdeel was van het probleem, maar eerder van de oplossing. Daar hebben we een strategie op ontwikkeld. Destijds was ik daar een voorloper in. Maar binnen Unilever was ik niet de enige die inzag dat we er vroeg op later als bedrijf op wordt afgerekend. Of het genoeg is, weet ik niet. De deskundigen zeggen dat het mogelijk is om voeding voor negen tot vijftien miljard mensen te produceren. Het is mogelijk als je de landbouwgronden verstandig gebruikt. Of dát gebeurt is een tweede. Ik maak me daar zorgen over.
VOGELS KIJKEN
Atzo Nicolaï (1960), directeur DSM
'Met deze hobby heb je altijd een andere realiteit naast de werkelijkheid die we allemaal zien.’
Mijn moeder deed het ook, maar ik heb het vooral van een oom die een baan had in de verzekeringen, die hij eigenlijk buitengewoon saai vond. Vogels kijken was meer zijn leven. Hij heeft het vuurtje bij mij aangewakkerd. Ik heb de aantekening nog dat ik op mijn negende een grauwe klauwier zag, een klein en zeldzaam zangvogeltje dat hier soms broedt. Ik zag het op een paaltje op Texel. Ik ben buiten opgegroeid. Wij woonden als importgezin in Mijnsheerenland, een dorpje tussen de landerijen in Zuid-Holland. Later ging ik in Amsterdam rechten en politicologie studeren en richtte daar een “wijsneuzenclubje” op dat in de nachtelijke uren elkaar doorzaagde over Nietzsche en het existentialisme. Niet dat we er veel van begrepen overigens. Ik weet wel dat we dan soms de stad uitgingen en ik dan bijvoorbeeld ineens een buizerd voorbij zag vliegen. Daar wees ik mijn vrienden dan op. Het viel me altijd op hoe aanstekelijk dat werkte, ook bij die Amsterdamse corpsstudenten.
Het leuke van vogels kijken is dat je met deze hobby altijd een andere realiteit hebt naast de werkelijkheid die iedereen ziet. Als anderen, bijvoorbeeld tijdens een vertraging op een luchthaven, zich vreselijk staan te vervelen, heb ik het vaak nog prima naar mijn zin, omdat er altijd wel vogels te zien zijn die ik nog niet heb afgevinkt. Ik maak ook geen foto’s, alleen aantekeningen. Het is iets dat je alleen voor jezelf doet. Ik weet nog dat ik een keer op Buitenlandse Zaken op de binnenplaats een Zwarte Roodstaart zag. Dat werkt dan als een magneet. Die vogel kende ik uit de bergen en die zag ik ineens tussen al dat beton. Dan móet ik even kijken. Of die keer dat ik tijdens een staatbezoek in Brasilia, met de koningin erbij, in een kerk ineens een bijzondere uil, een Ani, zag. Ook dan is even de beleefdheid weg.
‘Of die keer dat ik tijdens een staatsbezoek in Brasilia, met de koningin erbij, in een kerk ineens een bijzondere uil, een Ani, zag. Ook dan is even de beleefdheid weg.’
Vogelaars onderling hebben een soort band. Stef Blok bijvoorbeeld is ook een fervent vogelaar. Elke keer als wij elkaar treffen, hebben we het eerst even over wat we gespot hebben. Daarna gaan we verder met de sociaal economische agenda. Het valt me op dat weinig mensen in de politiek en het bedrijfsleven een hobby hebben. Dat vind ik jammer. Ik kan hard werken júist omdat ik tijd besteed aan hobby’s, of dat nu ’s morgens vroeg vogels kijken is of ’s avonds naar muziek of toneel gaan. Het geeft energie. Bij een hobby bevind je je in een andere wereld. Een hobby moet ook geen nut hebben, anders is het geen hobby. Het moet anders zijn, van een andere orde. Daarom moet je het ook fanatiek doen, anders is het echt wezenloos.
‘Een hobby moet ook geen nut hebben, anders is het geen hobby. Het moet anders zijn, van een andere orde. Daarom moet je het ook fanatiek doen, anders is het echt wezenloos.’
De eerste 25 jaar van mijn carrière was ik vooral werkzaam in de wereld van cultuur. Anders dan veel mensen denken, is kunst juist iets dat heel erg bij liberalen past. De VVD heeft zich altijd, en zeker vanaf Frits Bolkestein, sterk ingezet voor cultuur. Links gaat dan vaak meedenken of er wel genoeg allochtonen in de zaal zitten en of het voldoende modern is. Een liberaal bemoeit zich niet met de inhoud, maar zorgt wel dat er genoeg geld voor is. In deze tijden is het moeilijk om cultuur in de lucht te houden. Iedereen moet inleveren, ook de cultuursector, maar ik weet ook dat in de vrije markt sommige cultuuruitingen niet kunnen bestaan. Maar kunst moet, het heeft een belangrijke signaalfunctie, zoals kanaries dat vroeger in de mijnen hadden. Als er een dodelijke gas vrijkwam dan merkten de mijnwerkers dat direct. Die kanaries stierven dan. Dit was een teken dat ze zo snel mogelijk de mijn moesten verlaten.
Er werd wel vreemd van opgekeken toen ik, met een lange carrière in de politiek en culturele wereld bij de multinational DSM ging werken. Maar dit chemieconcern is juist ook een buitengewoon creatief en innovatief bedrijf. Nog maar een paar decennia geleden was het een staatsbedrijf met slechts ten dode opgeschreven mijnen hier in Limburg, nu zit het in toepassingen voor de gezondheidzorg, in biotechnologie, in veel soorten materialen en is overal in de wereld aanwezig. En met succes. Dat past bij kunst - in het zoeken naar grenzen en het vinden van nieuwe wegen. Ook op het gebied van de natuur past het perfect. Wij maken dingen die minder verontreinigend zijn, een lagere CO2 uitstoot hebben. Hier word je met je bonus ook echt afgerekend op het duurzame. Dat is zeker niet alleen een PR praatje. Het zit in de genen van dit bedrijf. Zeker omdat ik uit het publieke domein kom en van de natuur houdt, klinkt dat als muziek in de oren.
ZEILEN
Cees ’t Hart (1958), voorzitter Raad van Bestuur van FrieslandCampina
'Op de boot ben ik teruggeworpen op mezelf’
Ik ben opgegroeid tussen boten, op Heijplaat, een dorp ingeklemd in de Rotterdamse haven. In mijn studententijd reed ik als taxichauffeur in die haven en heb ik bij het Rotterdamse Parkhotel gewerkt. Daar kwamen veel havenmensen zoals de oude Van Ommeren. De haven speelde ongemerkt een grote rol in mijn leven. Ik herinner me dat in mijn jeugd veel acties waren in de haven. Er is een keer uitgerekend dat er toen uiteindelijk nog maar netto drieënhalf uur per dag gewerkt werd aan de schepen. Mijn vader werkte bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij, inmiddels vergane glorie van Nederland. In die tijd is de haven kapot gestaakt. Het was op gegeven moment goedkoper om een schip te verschepen naar Gdansk om daar te laten repareren dan het in de Rotterdamse haven te doen. Enorm zonde, want er was zo veel kennis in de Rotterdamse haven. Mijn vader werkte dan wel in de scheepvaart maar pas een half jaar voor hij stierf, een paar jaar geleden, is hij voor het eerst van zijn leven gaan zeilen op de Lago Maggiore in Italië waar wij toen woonden. Hij stond voor de wind aan het roer en noemde zichzelf toen lachend Il capitano. Daarom heet mijn bootje: Il Capitano.
Zeilen is iets van mezelf. Ik weet nog dat ik met vrienden met de brommer uit Rotterdam naar de Reeuwijkse Plassen reed. Ik heb nu een Centaur een aangeklede BM’er. Het is niet een gezinshobby. Niemand hier thuis staat te juichen als ik wil gaan zeilen. Maar dat hoeft ook niet. Ik ben de hele week druk bezig met mensen en dan is het heerlijk om af en toe momenten te hebben dat ik helemaal alleen ben. Teruggeworpen op mezelf. Zeker als er een beetje wind staat, kun je echt helemaal je stress eruit werken. Het is dan alleen de strijd tegen de elementen. Maar ik kan ook zeer genieten van meezeilen met afnemende wind door de weilanden. Dan heb je je reflectieve momenten. Ongemerkt krijg je dan ineens door hoe je dingen moet aanpakken. Eerder dan als je achter je bureau zit. Ik kan niet zeven dagen per week werken. Ik vind dat iedereen die afstand moet hebben. Dan kom je ook niet op ideeën. Ik hou van balans. Ik kom voor FrieslandCampina veel in Azië en daar voel je nog die adrenaline die we hier in Europa dreigen te verliezen. Hier willen de Grieken met hun 52e met pensioen. Ik krijg meer energie van het eerste, maar ik zoek wel een evenwicht van werk en ontspanning.
‘Zeker als er een beetje wind staat, kun je echt helemaal je stress eruit werken. Het is dan alleen de strijd tegen de elementen. Maar ik kan ook zeer genieten van meezeilen met afnemende wind door de weilanden. Dan heb je je reflectieve momenten.’
Ik heb sociale wetenschappen gestudeerd in Leiden. Bij Unilever heb ik veel verschillende banen gehad in binnen en buitenland. Een van de eerste banen was hoofd personeelszaken van de Calvé fabriek. Het gaat dan om mensen en samenwerken. De zeilsport zit vol metaforen over samenwerken, maar toch haal ik de meest belangrijke metafoor die ik gebruik uit de bergsport. Een sport die ik niet beoefen. Ik heb ook het idee dat die wereld een beetje naar is, met mensen die heel individueel iets willen en waar alles voor moet wijken. Van de mensen die de K2 beklimmen komt slechts 27 procent terug. Hoe leg je dat uit aan je kinderen? Toch was ik tijdens een vlucht naar Singapore volledig opgeslokt door een boek over alpinisten: Into Thin Air. In dat boek was er een groep bergbeklimmers vlak voor de top van de Mount Everest en klaar voor het laatste stuk. Het was een competitie met een andere groep die ook naar de top wilde. Doordat er nóg een andere groep was, was het team vertraagd voor het laatste stuk. Iedereen wist dat je om twee uur terug moest gaan, waar je ook bent op dat moment, maar onder druk van de leider gingen ze toch door en om vijf uur waren ze op de top. En toen moesten ze terug. En natuurlijk ging het daar mis. Vreselijk mis. 27 uur na hun vertrek waren ze er nog en uiteindelijk belde een van de klimmers met het laatste restje van de batterij met zijn zwangere vrouw. Ze zeiden het niet, maar beiden wisten dat dit het einde was. Die man is vorig jaar gevonden, volledig geconserveerd. Een dag voor de laatste tocht had een van de deelnemers in zijn logboek opgeschreven: ‘We are a team in name only’.
‘Ik haal de meest belangrijke metafoor die ik gebruik uit de bergsport. Een sport die ik niet beoefen. Ik heb ook het idee dat die wereld een beetje naar is, met mensen die heel individueel iets willen en waar alles voor moet wijken.’
Ik heb deze gebeurtenis als metafoor gebruikt voor de fusie tussen Campina en Friesland Foods. We zaten in hetzelfde bootje, niet als individuen, maar als team. Maar wij waren helemaal nog geen team, we waren Ajax en Feyenoord die gingen fuseren. Een team zijn, moet je verdienen, dat kost tijd. Ik vertelde dat ik niet de man wilde zijn die de mensen dwong naar de top van de berg te gaan, het is teamwerk waarin inzet van iedereen wordt verwacht. Op de Schilthorn, op drieduizend meter hoogte, zei ik daarom dat als er iemand is die vindt dat we terug moeten, Dat die het op dat moment moest zeggen. Daarna niet meer. In een enkel geval heb ik daarna ook hard moeten optreden. Ik heb met dit verschrikkelijke verhaal op de Mount Everest willen laten zien waar peer pressure van de leider toe kan leiden. Ze hadden niet een weg naar de top besproken. En ze waren geen team. Daarom wilde ik met het nieuwe team naar de top van de Schilthorn. Het was een emotioneel moment. We realiseerden ons dat we het samen moesten doen. Zoals zeilers op een groot schip. Ik hoef niet zo nodig de dominante leider te zijn, niet zo ceo-centered allemaal, ik laat andere graag aan het roer, maar als het erop aankomt ben ik wel de kapitein. Ik ben altijd alert op discontinuïteit. Dat zien mensen niet altijd. Je moet op het water ook niet zozeer kijken naar waar je bent, maar naar wat er komt. Die golven met schuimkoppen, wolken, rimpeltjes op het water.