De schilder staat half binnen, half buiten als hij aan het werk is.
'Ik koop graag mooie kleding en ben dol op modebladen als Vogue.'
Tussen het gras en het tarwe groeien bloemen in de kleuren die we kennen van Marc Mulders werk
Rondom de boerderij en het atelier overal ingezaaide korenaren.
De boerderij van Marc Mulders en zijn vrouw Trudy
De wandeling met Marc Mulders (1959)
'Ik zie mijn taak als een helende’
tekst en foto's van Koos de Wilt voor Collect
Op de enorme Piet Hein Eek tafel in het midden van de keuken ligt op de hoek een stapeltje kranten en bladen, NRC, FD, Vogue en Frieze magazine. Voor de gast zijn er speciale koekjes en de koffie sist uit het espressoapparaat. De kunstenaar lacht veel en vraagt veel. Kunstenaar Marc Mulders (1959) woont buiten, maar voelt zich nog een echte Tilburger. Mulders: ‘Tilburg is een stad van werkers. Breda heeft een koloniaal verleden en de militaire academie, Den Bosch de provinciestad en Eindhoven is van Philips en design. Tilburg is eigenlijk niks, de kruikenzeikers, een stad waar mensen hun eigen urine te gelde probeerde te maken in de textielindustrie. Nu is Tilburg steeds trotser geworden met een levendig cultureel karakter.’ De kunstenaar kan ook tevreden zijn. Samen met zijn vrouw Trudy woont hij in een eeuwenoude boerderij met schuren en een lap grond op Landgoed Baest, een 500 hectare gebied in de gemeente Oirschot, een dorp tussen Tilburg en Eindhoven. Een microkosmos die in de dertiende eeuw is gesticht door de monniken, later werd overgenomen door Franse adel om na de Franse Tijd in handen te komen van een vermogende en Brabantse familie, de huidige bezitters nog steeds.
‘Ik versier met mijn kunst de ruimte rondom de mensen en wordt zo een onderdeel van hun leven.’
Landgoed Baest is een afgesloten natuurgebied uit andere tijd, ommuurd met hagen, met bossen en andere landerijen. Alles lijkt in eerste instantie zoals het altijd is gegaan, maar nader beschouwd staan er groente op de landerijen die uitgroeien tot verfijnde biologische zaden, hightech landbouw. Even verderop in het bos ligt een natuurbegraafplaats, een moderne vorm van afscheid nemen van geliefden. Hier is een wereld gecreëerd zoals die zou moeten zijn, vindt Mulders: ‘Soms ziet het hier uit als de Efteling met een goede topografie van weleer, een zuivere wereld.’ Het is een omgeving die naadloos past bij wat de kunstenaar met zijn kunst wil bereiken: ‘Ik zie mijn rol niet als de kunstenaar die al het slechte van de wereld moet laten zien. Dat ervaren we elke dag al op TV en op internet. Ik zie mijn taak veel meer als een helende. Ik hoef de burgerlijkheid geen lesje meer te leren. Wat ik eind jaren tachtig maakte, was vloeken in de kunstkerk. Ik werd de “Ayatollah van het Zuiden” uitgemaakt, een “moraalkatholiek”. Ik heb het gevoel dat de tijd naar mij toegekomen is. We zitten niet meer te wachten op kunstenaars die alleen maar schreeuwen. De kop van een artikel in NRC was ooit: ‘Mulders schildert voor een betere wereld’ en dat was niet positief bedoeld, ik was verdacht. Maar ik vind dat er niks mis mee is om de naastenliefde te beoefenen.’
‘Ik wil niet letterlijk schilderen, het gaat mij om de totaliteit van de kleuren en vormen.’
Samenkomen en omhelzen
Mulders laat zich zowel inspireren door de natuur, door oude organische Islamitische kunst en de rijke Roomse traditie. Hij grijpt in zijn kunst graag terug naar oude tradities om daar nieuwe betekenissen aan te geven. ‘Het gaat mij om zaken als initiatie, celebratie en liturgie. Ik realiseer met dat dat ouderwets klinkt, maar het betekent ook gewoon dat je stil staat bij bijzondere momenten in je leven, dat je van het leven een feestje moet maken en dat je daar een mooie vorm aan mag geven, zoals bijvoorbeeld met mooie kleding. Ik koop graag mooie kleding en ben dol op modebladen als Vogue. Ook ons koningshuis zie ik als iets moois. Ik heb een raam gemaakt voor de koningin Beatrix voor de Grote Kerk in Gouda, Tuin van Glas, een glazen kunstwerk dat het leven viert. Dat hangt naast ramen die in de 17de eeuw zijn gemaakt vanuit een heel andere traditie. We zijn dat allemaal kwijtgeraakt, maar ik merk dat daar veel mensen daar weer behoefte aan hebben. We zijn van het pad afgeraakt in de jaren tachtig en negentig en we zijn te hoogmoedig geworden, onthecht. We willen weer samenkomen en elkaar omhelzen. Ik wil dat in mijn kunst laten zien. Ik versier met de ruimte rondom de mensen en wordt zo een onderdeel van hun leven.’
‘Ik ben de ruimte gaan schilderen tussen de bloem en de horizon.’
Privé-Giverny
We lopen de tuin in waar overal paarse, blauwe en rode bloemen bloeien tussen het gras en graan. De kunstenaar heeft zijn eigen natuurtuin zelf ingezaaid. In de herfst tarwe en papavers. Verschillende bloemen komen op verschillende momenten tot bloei, alles zorgvuldig gecomponeerd. Mulders: ‘Ik weet hoe ik het wil, maar heb zelf geen verstand van bloemen, dat laat ik over aan de hovenier. Ik ben maar een MAVO-jongen die via een feestpakket de HAVO heeft afgemaakt en daarmee uiteindelijk, na twee afwijzingen, op de academie heeft kunnen komen.’ Mulders wijst naar een plek tussen de bloemen: ‘Daar komt binnenkort een atelier op wielen, een boerenkar van vier bij vier met een metalen draaischijf die ik met het licht mee kan draaien. Mijn goede vriend Piet Hein Eek heeft die speciaal voor hier ontworpen.’
Mulders doet de grote deuren open van een enorme schuur waar hij een paar uur per dag schildert. ‘Ik ga zelden naar openingen en nooit op vakantie en werk zeven dag in de week. Ik hang hier rond in de natuur en laat alles op mij inwerken. Soms ben ik alleen aan het schilderen en dan ben ik weer een uur bezig met alleen naar een vlinder kijken.’ Hij wijst op een houten balk in de schuur waar in strakke letters 1782 staat gekerfd en een naam van weleer. ‘In het begin, tien jaar geleden, was ik bezig deze schuur in te richten met belichtings- en verswarmingsapparatuur, tot ik me bedacht dat ik dat natuurlijk helemaal niet moest doen. Het moest puur zijn, zoals het is met de temperatuur die past bij het seizoen en met het daglicht dat er is. Inheb nu mijn eigen mini giverny gecreëerd, zoals Monet die ook had. Ik schilder met mijn rug naar het landschap. Ik wil niet letterlijk schilderen, het gaat mij om de totaliteit van de kleuren en vormen.’
Mulders loopt de schuur uit en wandelt richting een stromende beek, de Beerze. Zoals het hoort in het idyllische landschap vliegen libellen tussen het riet, kwaken er kikkers en twitteren op de achtergrond vogeltjes. ‘Mooi hè?’, zegt Mulders steeds weer, maar hij waarschuwt ook dat hij soms wordt aangevallen door een buizerd die niet op je bezoek zit te wachten. ‘Ik ben al een paar keer aangevallen, maar heb nu een petje met ogen op de achterkant. Daar schrikt de buizerd van. Als ie van voren komt, dan kun je een stok gebruiken.’ Mulders wandelt door naar een paar jongeren die op het land werken en begint een gesprekje, zoals elke dag bij zijn wandelingen. Hier worden hoogwaardige zaden gekweekt, vertelt de kunstenaar. Op het veld staan velden uitgegroeide spinazie- en venkelplanten. We wandelen verder en de kunstenaar spreekt twee wandelende dames aan die over het pad naar de natuurbegraafplaats kuieren. Zonet zagen ze twee reetjes, zo vertellen ze, twee jonge diertjes die zich hadden verstopt tussen de struiken. Dat is nooit te zien op dit tijdstip, vertelt Mulders. Het deed de dames denken aan de moeder en vader die hier begraven liggen, zo vertellen ze.
Nieuwe levensfase
De kleuren van de bloemen in het landschap vinden hun vertaling in de schilderijen van Mulders, maar ook zijn de kleuren te herkennen van Willem de Kooning. Was dat niet een stadse schilder? Mulders: ‘De Kooning is later in zijn carrière van Manhattan naar Long Island verhuisd met een atelier aan de zee. Vanuit een wereld van drank en niet verkopen kocht ie weer een fiets en ging het zeelicht schilderde. Zijn voorbeeld Arshile Gorky ging ook van de stad naar het platteland. Ik deed hetzelfde op zijn vijftigste, ik vertrok ook uit de stad. Net als die schilders neem ik meer afstand, ben ik abstracter gaan werken en met een ander licht. Ik ben gaan werken met thema’s als zonsopkomst en zonsondergang.’
Verder lopend door de velden benoemt Mulders twee fases in zijn carrière: de stadsfase en de fase hier. ‘In de stadse tijd, in de jaren negentig, hing ik in het Stedelijk tussen de postmoderne schilders Rob Scholte en de Rob Birza in. Ik weet nog goed dat ik met Trudy naar Amsterdam ging en door de zalen liep. In plaats van dat mensen zich verdiepten in de kunst, zag ik dat ze er niets mee konden, ze liepen er massaal aan voorbij. Maar Wim Beeren vond het wel mooi dat er eindelijk weer eens een schilder was die onbeschroomd de klassieke religieuze thema’s durfde op te pakken.’
We zijn weer bijna terug bij de boerderij. Wat is er veranderd aan zijn werk sinds hij op het landgoed woont? Mulders: ‘Vanaf het moment dat ik hier neerstreek, kun je de bloemen niet meer tellen. Niet meer de bloem en de blaadjes, maar de ruimte tot de bosrand. Daarmee werder de schilderijen abstracter. Dat raakte aan mijn nieuwe levensfase. Er is veel meer ruimte gekomen voor contemplatie en bezinning. Ik beleef de tijd hier ook anders. Het klinkt misschien pedant, maar ik kan zomaar middenin de nacht wakker worden en Trudy vragen: “Wat is “zijn” nu eigenlijk? Wat zit er voor de oerknal en wat is nu het kleinste van de kleinste materie?” Met onze hersencapaciteit komen we daar niet achter en denk ik ook niet dat we daar ooit meer duidelijkheid over krijgen. Misschien pas op ons sterfbed? Het geheim van de tijd combineer ik met hier eindeloos te zijn, zoals een boer ook zijn erf niet verlaat en de seizoenen doorleeft.’
[2019]
Het atelier is vaak is open om een nog betere connectie te hebben met wat er buiten te ervaren
In het atelier inscripties die laten zien dat de boerderij al in de 18de eeuw in gebruik was.
De natuurbegraafplaats ziet er eruit als een gewoon bos met hier een daar een heuveltje