Sommige objecten zeggen meer over de persoon dan we zo op het eerste gezicht denken. In Het Financieele Dagblad vertellen zij over hun ‘collector’s item’, en dus over hun leven, hun werk en hun dromen. Deze keer Melle Daamen, directeur Stadsschouwburg in Amsterdam.
‘Ik ben eigenlijk altijd dezelfde gebleven'
Schouwburg directeur Melle Daamen over zijn favoriete collector's item
Ik ben geboren in de Achterhoek. Mijn vader was er directeur van een groot bedrijf en eigenlijk woonden we er vooral om die reden. Toen ik twaalf was, is hij bij een zeilongeluk op zee omgekomen. Mijn broer en twee zussen waren het huis al uit en ik bleef achter met mijn moeder. We verhuisden toen naar Hilversum, waar mijn moeder mensen kende. Ik was vroeg volwassen. Op mijn vijftiende fietste ik naar de VPRO om te vragen hoe ik mee kon doen met die democratie waar iedereen het over had. Het was de tijd van de lange mars door de instituties, van eindeloze vergaderingen en van arbeiders en studenten aan de macht. Na een paar ledenvergaderingen viel zo’n klein jongetje op die vrij behoorlijk uit zijn woorden kwam en die in nette woorden wist te vertellen dat het allemaal linkser moest. Ik denk dat de VPRO dat wel interessant vond, zo’n jong ventje in het bestuur. Ik was zeventien toen ik in het bestuur werd gekozen en op mijn achtende werd ik secretaris van de VPRO. In die hoedanigheid formeel de baas van de directie. Directeur TV Arie Kleytwegt vond het maar raar en vernederend dat zo’n puber over zijn arbeidsovereenkomst ging. Ik was een politiek/bestuurlijke nerd, zou je nu zeggen, Als scholier had ik alle tijd om alle stukken ook echt te lezen.
‘Ik denk dat de VPRO dat wel interessant vond, zo’n jong ventje in het bestuur’
Ik heb altijd in de kunstsector gewerkt, waaronder acht jaar als oprichtingsdirecteur bij de Mondriaanstichting. Door verschillende banen en bestuursfuncties heb ik het veld heel goed leren kennen. Mensen in deze sector werken aan een mooi product en zijn buitengewoon gedreven, bovengemiddeld slim en vaak overgekwalificeerd. Ik vond het heel eervol toen ik in 2001 werd gevraagd om dit icoon van de Nederlandse cultuur, wat de Amsterdamse Stadsschouwburg toch is, een nieuwe richting te mogen geven. Toen ik binnenkwam was er een soort collectieve inertie. Het was een gemeentelijke dienst en er was al een tijd geen leiding. Ik moest de boel openbreken. De accommodatie moest open door het bouwen van de nieuwe zaal en het openmaken van de voorkant. De programmering moest open: een jonger publiek, actueler, politieker en met meer reuring – het liefst de hele dag door. De organisatie openmaken is het meest taai. Voor een nieuwkomer met veel nieuwe ideeën was het voordeel dat je niet zoveel weerstand krijgt, maar je moet er wel steun voor zien te verwerven.
‘Mensen in deze sector werken aan een mooi product en zijn buitengewoon gedreven, bovengemiddeld slim en vaak overgekwalificeerd.’
‘Ik ben eigenlijk altijd hetzelfde gebleven, nieuwsgierig, gedreven en een beetje provocerend - ook met die gymschoenen. Doordat ik veel met jonge mensen omga valt dat vaak niet op. Op gegeven moment werd mijn functie officiëler en gingen mensen zich afvragen wat ik zou doen als bijvoorbeeld de koningin langskomt. Nou, daarvoor had ik dus speciale zwarte sneakers aangeschaft. Voor één schoen, de eerste schoen nadat Jordan gestopt was met sporten, heb ik lang moeten zoeken: de Nike Jordan XV. Het was een vrij lompe, grote basketbalschoen met een gevlochten leren patroon en met een blauw randje. Niet een populaire schoen toen, voor ik het wist was ie er al uit. Toen ik de moed al bijna had opgegeven ‘m te vinden vond ik ‘m, in een onbenullige winkel, in de uitverkoop ergens in Rotterdam. Ik heb ze nog steeds en het schijnt een gewild object te zijn tegenwoordig.'
[2007]