Wandeling met Awoiska van der Molen (1972)
'Ik zoek naar het primordiale'
Het rustige Rembrandtpark ligt aan de ringweg in het drukke Amsterdam-West.
Hoe zie je de natuur? De kunstenaar zoomt in op het landschap zodat je houvast verliest in waar je precies bent.
Een wandeling in het Amsterdamse Rembrandtpark. Heel anders dan de lange, solitaire reizen naar afgelegen gebieden in de wereld.
Een foto van de kunstenaar geschoten in de natuur ver weg van Amsterdam
Met haar grootschalige zilver gelatine prints van afgelegen plekken in de natuur maakte de kunstenaar fotograaf Awoiska van der Molen de afgelopen tien jaar naam. Om uiteindelijk tot die werken te komen maakt ze lange, solitaire reizen naar afgelegen gebieden in de wereld. Wat zie je dan anders dan je tijdens een groene wandeling in het Rembrandtpark in haar woonplaats Amsterdam kant zien?
Tekst & beeld van Koos de Wilt voor COLLECT
De wandeling begint bij een van de wandelbruggen over de Postjeswetering die leidt naar het Rembrandtspark, een park ter grote en in de buurt ook van het beroemdere Vondelpark. Het park ligt aan de ringweg in het drukke Amsterdam-West. Niet de plek die direct associaties oproept met het werk van de fotograaf die met haar grote zwart-witfoto's van bergen, bossen of wateren vooral ultieme rust uitstralen. Awoiska van der Molen loopt over de brug het park in onder de bomen en legt uit dat ze niet altijd foto’s van afgelegen natuur maakte: ‘Tien jaar geleden maakte ik stadsbeelden aan de randen van de stad in landen als Polen en België. Wat je ziet zijn stille zwart-witbeelden van solitaire gebouwen die stevig in de grond staan terwijl de stad verderop maar door raast. Een van de laatste foto’s uit deze serie leidde mij na een paar jaar het landschap in: hierop is een huis te zien hellend op een stuk afgeschraapt zwarte kleigrond. Dit beeld wees mij erop dat ik daar moest zijn: de grond, de aarde, de natuur in. Zo ben ik gaan reizen naar afgelegen gebieden in aanvankelijk Spanje, Noorwegen en de Alpen, later reisde ik ook naar Japan en Mexico, naar gebieden ver weg van de bewoonde wereld. Daar ga ik op zoek naar een oorspronkelijke wereld.’
‘Ik toon mijn ervaringen van afgelegen natuurlijke werelden, waarbij noties van tijd, dag of nacht niet lijken te bestaan.’
Wat heb je met die afgelegen gebieden? ‘Misschien dat mijn verlangen hiernaar is begonnen vanaf dat ik met mijn ouders op vakantie ging naar andere plekken dan de families uit de straat. Waar zij met hun vouwcaravan naar de Spaanse kust gingen, trokken wij naar de binnenlanden van Frankrijk of Kroatië waar we wild kampeerden bij grote rivieren. Wij waren zo’n typisch links en artistiek vrij jaren ’70 gezin, ik groeide op in Groningen. Mijn klasgenootjes hadden Nikes, maar ik droeg de oude kleding van mijn nichtje. Mijn moeder was kunstschilder, mijn grootvader is de beeldhouwer Wladimir de Vries. Mijn andere opa schilderde naast het bestieren van de beddenzaak. Tijdens die bijzondere zomervakanties bouwde ik dammetjes om proberen visjes te vangen, steentjes zoeken, en zo ver mogelijk van de tent bloemen plukken. Ik denk dat ik daar onbewust leerde wat vrijheid was. Niet bang te zijn voor spinnetjes en alleen te zijn in de natuur.’
Tijdens haar studie fotografie aan de St. Joost Academie in Breda nam ze de trein naar de noordkust van het voormalig DDR om daar portretten te maken in een klein stadje. Tijdens het fotograferen viel het haar op hoe haar ‘modellen’ niet bezig leken te zijn met hoe ze op de foto kwamen. Dit in tegenstelling tot de meer ijdele jongeren in noord Nederland en oudere dames in New York die Awoiska het jaar ervoor had geportretteerd. In dat Duitse stadje ervoer ze de personen als meer stoïcijns, mensen die ‘cool’ waren met zichzelf en niet beïnvloed leken te zijn door de hectiek van de actualiteit. ‘Het was toen begin 2000 en hier in het Westen ondervonden we al wel dat het internet belangrijk werd in onze maatschappij. De onophoudelijke stroom van informatie en media was toen nieuw en voor mij ook wel verontrustend. Ik wil me niet laten meeslepen door deze voortdenderende informatiestroom. Ook veel technologische ontwikkelingen laat ik aan mij voorbij gaan. Ik fotografeer met een analoge camera en druk nog steeds mijn foto’s in de donkere kamer. Het bariet papier vind ik nog steeds mooier dan digitale drukken, maar ook het langzame proces van het tot stand komen van mijn werk is belangrijk. Een belangrijk aspect van analoge fotografie is ook dat ik niet gelijk kan zien wat ik heb gefotografeerd. Er zit een periode tussen het fotograferen en het daadwerkelijke afdrukken. Hiermee creëer ik wat rust in het maakproces in plaats van het beeld meteen te kunnen beoordelen. De fotowerken hebben geen titel, enkel een nummer. Ook geef ik geen aanwijzingen over de locaties. Ik toon mijn ervaringen van afgelegen natuurlijke werelden, waarbij noties van tijd, dag of nacht niet lijken te bestaan.’
De donkerte in mijn werk creëert rust en stilte, je verzinkt in een point zero, een plek waar geen opwinding of beweging bestaat, enkel een mooie laag van het niets.
We wandelen verder over de keurig aangelegde, meanderende paden van het park waarbij je voortdurend zicht hebt op waar je bent. Dat is iets wat Awoiska probeert te ontwijken in haar werk: ‘Door mijn foto's anonimiseer ik de natuurlandschappen om zo te proberen terug te keren naar onze oorsprong. Ik zoek instinctief naar een staat van zijn waarin de grens tussen mijzelf en mijn omgeving vervaagt. Om mijn foto’s te maken breng ik lange tijd door in absolute eenzaamheid in afgelegen gebieden zodat de natuur met haar specifieke emotionele eigenschappen langzaam bij mij naar binnen kan komen. Tijdens die reizen haal ik maar enkele keren per dag mijn camera uit de tas en maak ik maar een paar beelden. Ik selecteer heel streng. Per jaar breng ik uiteindelijk tussen de vijf à acht beelden naar buiten.’
Het park is voor stadsbegrippen groots en wijds, maar niet te vergelijken met de verre, afgelegen oorden waar de fotograaf naartoe reist om haar beelden te schieten. Waarom zo ver en afgelegen? ’Ik ga daar waar het dagelijkse stads leven ver verwijderd is. Het kan er wild zijn, zonder dat het een wildernis hoeft ze zijn. Ik neem geen hakmes mee om paden te creëren. Ik heb een goed richtingsgevoel dus ik kan dwalen en niet verdwalen. Met mijn fotowerk probeer ik zo dicht mogelijk bij een ware kern van een plek in de natuur te komen, het ongerepte primordiale gebied. Hoe langer ik alleen door de natuur wandel, hoe meer ik laag voor laag de invloeden van de hectische buitenwereld kan afpellen. Met zintuigen die niet meer afgeleid worden kan ik beter horen, zien en ervaren. Door technologische revoluties is onze samenleving de afgelopen eeuwen enorm geëvolueerd. Ons lichaam is echter niet in hetzelfde tempo mee ontwikkeld en ik denk dat we steeds bewuster naar die natuurlijke toestand terugverlangen. Ik geloof dat ons lichaam een diep innerlijk geheugen heeft, een onbewust instinct, dat herkent wanneer we dichter bij het soort plaats komen waar we vandaan komen: het niet-aangetaste territorium van de natuur. De ervaring van deze instinctieve herkenning is wat ik probeer te visualiseren met mijn foto’s.’
De fotograaf neemt plaats op een bankje in het park aan de rand van een vijver. Een idyllisch bankje dat is omgeven met lege weedzakjes en doppen van bierflesjes. Het Rembrandtpark is een typische Engelse tuin, een vorm van een park waarbij op een romantische manier de natuur wordt nagebootst, met vergezichten die moeten lijken op de echte natuur. Wat zie je eigenlijk anders in de afgelegen natuur dan hier in het Rembrandtpark? De fotograaf pakt haar smartphone en maakt een foto. ‘Kijk, als je de dit uitzicht op het park fotografeert, krijg je een saai beeld, er zit geen emotie in. De gladde grasveldjes worden saaie gazonnetjes. Deze parkgezichten kennen we, het beroert ons niet. Als ik nu inzoom op de bomen waardoor je niet meer precies weet wat je ziet en waar je bent dan wordt er misschien iets nieuws in jezelf aangesproken, dat maakt een foto interessanter, vind ik. Ik ontwijk ook de felle lichten. Mijn foto’s zijn donker, maar nooit gitzwart. In de schaduw bestaan meer onzichtbare lagen en dit roept hopelijk een emotie op. De donkerte in mijn werk creëert rust en stilte, je verzinkt in een point zero, een plek waar geen opwinding of beweging bestaat, enkel een mooie laag van het niets. Een foto van een zonnig landschap is makkelijk te aanschouwen, het roept geen complexe emoties op. Maar je vergeet het ook zo weer. Het is een beetje te vergelijken met een portret van een lachend persoon. Deze kan plezierig zijn, eventjes. Maar beklijft niet. Een foto van een niet lachend persoon intrigeert mij meer. Er ligt meer mysterie in verscholen en houdt daardoor mijn aandacht veel langer vast.’
Aan het eind van het rondje in het park wijst de fotograaf naar boven. ‘Kijk eens hoe mooi de wolken rijmen met de boomtoppen. In mijn beelden zie je nooit luchten. Dat geeft teveel besef van ruimte. Door het zien van een vluchtpunt heb je een mogelijkheid om te ontsnappen, dat wil ik voorkomen. Ik wil dat de beschouwer van mijn fotowerk oneindig in mijn natuurlijke wereld kan ronddolen zonder weg te kunnen.’
[2019]
Wie is Awoiska van der Molen (1972)
De kunstenaar woont en werkt in Amsterdam. Van der Molen studeerde architectuur vormgeving en daarna fotografie aan de Academie Minerva in Groningen. In 2003 ronde zij haar Masters Fotografie af op de St.Joost in Breda. Haar werk was onder andere te zien in Kranenburgh Museum in Bergen NH (2019), Victoria and Albert Museum in London (2018), Pier24 Photography in San Francisco (2017), Museum für Moderne Kunst, Frankfurt (2017), FOAM Amsterdam (2016), Stedelijk Museum Amsterdam (2015). Van der Molen was finaliste voor de Deutsche Börse Photography Prize 2017 en onlangs is haar werk geplaatst op de shortlist voor de prestigieuze Prix Pictet Award. Deze award expositie opent op 13 november in de Victoria & Albert Museum in London. Haar werk is te koop bij Annet Gelink Gallery in Amsterdam.