Binnenkijken bij schilder Tjebbe Beekman
‘Ik wil alles wat ik intuïtief meekrijg meenemen, daar gebeurt het’
Tekst & beelden van Koos de Wilt voor COLLECT
Sinds de afgelopen jaar zit Tjebbe Beekman (Leiden, 1972) bij de zowel in Amsterdam en New York gevestigde Grimm Gallery. ’Dat heeft allemaal geweldig uitgepakt’, zegt de schilder. ‘Grimm heeft een prachtig internationaal platform, een galerie in New York en beurzen overal in de wereld. De ambities spatten eraf! Ik werk hard, maar als je merkt dat je galerie dat ook doet, dan word je daar heel gelukkig van.’ De schilder kent de Jorg Grimm al langer: ‘Toen ik mijn eerste tentoonstelling had op Art Rotterdam begin 2000 zag ik in een standje beneden een nieuwe galerie met allemaal printjes en twee etsen van Peter Doig. Te gek vond ik dat! Maar ik had natuurlijk geen geld en bovendien, als ik het wel zou hebben, had ik liever een schilderij gekocht, zo vertelde ik de galeriehouder daar beneden. Die zei toen: “Nou, dan moet je naar boven, daar hangt de Nederlandse Peter Doig: Beekman!’ “Dat ben ik!”, zei ik toen. Toen kwamen we tot een eerste deal: ik twee etsen en hij een schilderij van mij. En vanaf dat moment zijn we vrienden gebleven. Als hij later in Berlijn was, dronken we altijd even een biertje.’
‘Ik probeer ik de regels van de poëzie en muziek terug te brengen in mijn schilderwerk’
Gorrilaz
De schilder werkt aan een groene rand van Amsterdam, in een oud industrieel pand tussen andere kunstenaarsateliers en creatieve beroepers. Hier in Park de Oeverlanden aan de Nieuwe Meer kun je achter een wildrooster oog in oog komen te staan met een Schotse hooglander – of een kunstenaar. In het ruime atelier op de eerste verdieping van het grote complex is achter in een Spartaanse, witte en rommelige ruimte waar hij – vaak samen met zijn vrouw Berber – zijn werk opzet. In een andere, grotere ruimte met fauteuil kan hij zijn werken dan verder afkijken. Voor de nieuwe tentoonstelling moest hij het deze keer alleen doen, zijn vrouw was vooral bezig met het thuisonderwijs van hun zoon Illya die op het gymnasium zit niet ver van hun woonboot in de Jordaan. Elders in het atelier staat in een aparte ruimte een groot bed, voor als het heel laat wordt. Daarnaast, achter een enorme plant, een groot bureau, een platenspeler en een deel van zijn enorme platencollectie. Tijdens het schilderen luistert Beekman aan een stuk door naar muziek variërend van Bowie, Beethoven tot aan Coltrane of nu – van zijn dertienjarig zoon – de Britse band Gorrilaz. ‘Te gek! Ik kende de frontman van Blur. Hij is nu de zanger van deze virtuele band. Hij gooit alles door elkaar, hiphop, dub, dance en rock. Precies wat ik met mijn schilderijen doe.’
‘Ik zag ineens dat Lucebert niet alleen schitterende schilderijen had gemaakt, maar dat hij het ook had gedurfd ontzettend lelijk werk te maken. Dat vond ik enorm bevrijdend.’
Op de wand boven zijn bureau, hangt een rijke collage van beelden uit verschillende uithoeken van de westerse kunstgeschiedenis. Schilderijen van Jeroen Bosch, socialistische schilderijen van Diego Riviera tot aan surrealisten uit het interbellum. ‘Ik weet niet precies hoe dat alles terugkomt in mijn schilderijen,’ zegt de schilder. ‘Soms werk ik zo’n zestien uur achter elkaar en laat dingen dan zomaar gebeuren zonder dat ik ze gelijk hoef te duiden. Ik ben dan het filter die er pas later achter komt wat ik aan het doen ben. Ik wil alles wat ik intuïtief meekrijg meenemen, daar gebeurt het.’
Rijksakademie
Op de kunstacademie in Den Haag leerde Beekman eind jaren negentig vooral heel ambachtelijk werken. ‘Inhoudelijk leerde ik weinig over kunst. Het begon en stopte bij Giotto. Niets over filosofie en over hedendaagse kunst ook. Pas toen ik in 1994 hoorde over de aanslag op Rob Scholte zag ik in dat zijn kunst iets zei over waar ik zelf mee bezig was. Het was ook de tijd die Joost Zwagerman beschreef in zijn roman Gimmick!. De Rock-'n-roll die ik voelde bij kunst kon dus kennelijk iets te maken hebben met wat ik deed. Het was ook een kunstwereld waar het steeds meer ging over status en over geld. Een wereld waar je een wereldster kon worden!’
‘Pas toen ik hoorde over de aanslag op Rob Scholte in 1994 zag ik in dat zijn kunst iets had met waar ik mee bezig was.’
Eenvoudig om die ster te worden was het overigens niet. ‘Het was in die tijd behoorlijk lastig om als kunstenaar uit Den Haag een Amsterdamse galerie te krijgen. Schilderen was in die tijd sowieso ook niet echt hip. Ik ben in toen maar portretten gaan schilderen en werd daar uiteindelijk behoorlijk treurig van. Het was in die tijd dat ik bedacht: waarom probeer ik het niet bij de Rijksakademie? Het alternatief was naar Berlijn gaan, dat wilde mijn vrouw, die toen in de mode zat, ook graag. En verdomd: ik werd aangenomen aan de Rijksakademie! We hebben toen ons geplande verblijf naar Berlijn twee jaar uitgesteld.’
Tjebbe Beekman had altijd al internationale ambities. Maar het begon in Amsterdam. ‘Wij woonden in die tijd met z’n tweeën op een huurappartementje van veertig vierkante meter op de Spaarndammerstraat in Amsterdam. We wisten niks van onze buren, maar we hoorden wel alles van elkaar. Daar kwamen de eerste beelden van flatgebouwen vandaan. Op de Rijksakademie heb ik dat verder uitgediept. Toen ik daar aan de slag was, was mijn vrouw al naar Berlijn vooruit gereisd. Eerst deelden we een appartement met vijf anderen aan de Danziger Strasse, de voormalige Dimitrov Strasse. In eerste instantie associeerde ik de stad met David Bowie, maar in Berlijn viel alles op z’n plek. Het had de sfeer van New York in de jaren tachtig. Het was grootstedelijk, dynamisch, rauw en had een rijk kunstleven. Ik hield van het ritme en de anonimiteit. Te gek vond ik het! Maar uiteindelijk zijn we teruggekomen toen onze zoon naar de middelbare school ging. Dat was toch beter voor hem, vonden we.’
Luceberts atelier
Sinds 2017 is Beekman de boel gaan omgooien. ‘Het is het leven dat naar binnen was gekomen. Kort nadat mijn moeder in 2014 overleed, stierf ook mijn vader tijdens een bizar ongeluk in Spanje. Zijn zeilboot was ontploft, zo las mijn vrouw die op een ochtend al scrollend op de website van het AD was beland. Wat er toen gebeurde, was een roller coaster.’ Een tijd lang kon Beekman niets, hij was een half jaar alleen maar bezig om zijn lichaam terug te krijgen en vragen op te lossen over wat er was gebeurd. ‘Ik ben enig kind en ik was dus ineens een wees geworden. Dat heeft er behoorlijk bij mij ingehakt, veel heftiger dan ik had verwacht. Waarschijnlijk was het gewoon een ongeluk, domme pech.’
Een tijd lang kwam er niks uit zijn handen. Beekman: ‘Met de schilderijen van de stad kon ik niets meer, ook niet met de Hockney-achtige landschappen waar ik mee bezig was. Ik vond het pas weer toen ik Peggy Franck bezocht die artist in residence was in het oude atelier van Lucebert in Bergen. Ineens zat ik in het hoofd van de dichter en schilder. Ik voelde dat zijn energie er nog steeds was terwijl hij al meer dan vijfentwintig jaar dood is. Ik ben toen dat atelier gaan fotograferen en schilderen en daarna nog meer ateliers. Er kwam van alles los. Ineens zag ik dat Lucebert niet alleen schitterende schilderijen had gemaakt, maar dat hij het ook had gedurfd ontzettend lelijk werk te maken. Dat vond ik enorm bevrijdend. Zijn gedichten fascineerde mij al langer: woorden en zinnen die niet met elkaar corresponderen, maar op een of andere manier toch binnen de bladspiegel pasten. Dat is wat ik toen met mijn schilderijen ben gaan doen. Ik ben daar veel over met Robert Anker over gaan praten in de kroeg. Rob, inmiddels ook overleden, was dichter en nam mij mee door Luceberts werk en ik nam hem mee in mijn schilderwerk. Zo probeerde ik de regels van de poëzie en muziek terug te brengen in mijn schilderwerk, in een compleet andere discipline dus.’
En nu dan dus een tentoonstelling midden in de derde coronagolf bij Grimm Gallery. Met zijn eerste grote monografie erbij ontworpen door Irma Boom. Voor zijn debuut-expositie vorig jaar op de Bowery in New York had hij schilderijen gemaakt over de zeven hoofdzonden, nu hangt er aan de Keizersgracht werk van de zeven hemelse deugden met een centraal drieluik in het hart van elke tentoonstelling. ‘Met mij is het nog nooit zo goed gegaan’, zegt de schilder. ‘In december verkocht ik in New York bijna al mijn werk, waaronder vijf werken aan de Hort Family Collection. Hup boom! Daarnaast zijn er werken naar Seoel gegaan. En dat was allemaal hard nodig.’