‘Succes ligt in de perfectie die je nastreeft’
Oger Lusink over zijn doorbraak
Sprout Magazine spreekt maandelijks met ondernemers over de periode vóór hun grote doorbraak. Deze keer: Oger Lusink, modeontwerper en ondernemer.
1953 - Hirsch & Cie
“Ik weet nog goed dat ik een jaar of zes was en met mijn moeder langs het modehuis Maison Hirsch & Cie liep op het Leidseplein in Amsterdam. Een gebouw vol etalagepoppen met kleding van Chanel en Yves Saint Laurent. Die winkel had de geur van Parijs. Dat wilde ik later ook, bedacht ik me, ook al kwam ik totaal niet uit de modewereld. Mijn vader was als verzetstrijder getraumatiseerd uit de oorlog gekomen en heeft daardoor een beperktere rol kunnen spelen in mijn opvoeding. Van hem heb ik wel geleerd dat als je iets wilt, je dan moet uitgaan van je eigen kracht en moet doorgaan waar anderen stoppen. Niets komt vanzelf, je moet het creëren. Succes ligt in de perfectie die je nastreeft. Dat merk je pas als het erop aankomt.”
1968 - Society Shop
“Na de HBS liep ik stages in Londen bij Austin Reed en bij kleermakers van Savile Row. Daarna ben ik als jongste bediende begonnen bij de winkel van Gerard Dijkstra, de Society Shop op de hoek van de PC Hooftstraat en de Van Baerlestraat in Amsterdam. Daar merkte ik dat ik talent had voor sfeer creëren. Het kostte me altijd meer moeite om klanten eruit te krijgen dan binnen te krijgen. Ik werd er bedrijfsleider van de Modman, een London-like versie van de Society Shop. Het was de tijd van het WK 1974 en voetballers van het Nederlands elftal kwamen na de training bij mij in de winkel langs. Sonja Barend liep met de bitterballen rond, Willem Ruis werkte half in de winkel en musici van het Concertgebouw stonden in de winkel te repeteren. We kleedden bekende Nederlanders als Johan Cruijff, prinses Irene en Joop van Tijn van Vrij Nederland. Wij gaven ze het gevoel dat ze bijzonder waren, wat natuurlijk ook zo was.”
1986 - Laura Ashley
“Ik was overambitieus en wilde me een andere levensstandaard eigen maken. De wereld van Hirsch, van Parijs, Milaan en Londen. Dat lukte aardig. De jaren dat ik werkte als directeur Europa bij Laura Ashley werden de beste jaren van mijn leven. Ik was een soort derde zoon van de familie en leerde er mijn bakens te verzetten. Het was een bedrijf met een man-vrouwverhouding van 56 op drieduizend, ik had een eigen vliegtuigje en ‘s morgens moest ik op de servetten van de hotels kijken in welke stad ik was. Uiteindelijk kostte al dat gereis wel mijn huwelijk, mijn zonen zag ik nauwelijks. Ik was zo rusteloos. Mijn broer Martin zei me dat als ik zo zou door gaan het mijn dood zou worden. Op mijn 39e was ik mentaal en fysiek dan ook helemaal leeg. Sir Bernard Ashley, de man van Laura, bood me nog zijn boot te leen aan om bij te komen en weer zin in het werk te krijgen, maar het was klaar.”
1990 - familiebedrijf
“Samen met mijn broers Rob en Martin begon ik op mijn 43e opnieuw. In mijn eigen winkeltje in de PC Hooftstraat was ik weer broeken aan het afspelden en met klanten bezig. Ondertussen had ik bij Laura Ashley wel geleerd hoe je je als familiebedrijf moest gedragen. Dat je saamhorigheid moet creëren door alle lagen en dat het gaat over continuïteit, niet om winst of groei. Je moet meebewegen en anticiperen op de markt, ook bij tegenslag. Beide broers zijn helaas overleden, maar ik heb het geluk dat ik twee geweldige zonen heb die uiteindelijk allebei in het bedrijf wilden. Deze crisis is de zwaarste en meest langdurige die ik ooit heb meegemaakt, maar als het ergens anders regent, dan druppelt het bij mij. Wij zijn voorbereid.”