'Een jongen, die in het gras ligt, schrikt op en kijkt onderzoekend om zich heen wat er hier voor bijzonders te zien is. Niet veel eigenlijk, zo lijkt hij te denken.
‘Ik zou de rommel die er lag eigenlijk hebben weggehaald in die tijd, maar juist dat rode flesje, het schrift, de snoeppapiertjes maken de compositie sterk en geven de foto een bepaalde levendigheid'
Het Vondelpark van Rineke Dijkstra (1959)
De balans tussen wat je kan beheersen en wat toevallig ontstaat
Zonet heeft ze de Vermeerprijs gewonnen voor haar oeuvre. Voor Collect fiets ze terug naar een plek waar ze vijftien jaar geleden de foto's nam die in de belangrijkste fotocollecties zijn opgenomen. Wat is het geheim van een echte Rineke Dijkstra?
Tekst en beeld van Koos de Wilt voor Collect.
Ze komt aanfietsen aan de achterzijde van het beeld van de dichter Joost van den Vondel in het gelijknamige Amsterdamse stadspark. Ze ziet er netjes en sober uit. Lange bruine haren, een grijs T-shirt en een zwarte rok. Een paar dagen geleden heeft ze de Johannes Vermeerprijs gewonnen. ‘De koningin van de Nederlandse portretkunst’, wordt ze genoemd in het juryrapport van de prestigieuze staatsprijs. Maar niemand van de jongeren in het zonovergoten park die dat doorheeft. En dat lijkt Rineke Dijkstra eigenlijk alleen maar prettig te vinden. Het gras is bezaaid met scholieren en studenten die de laatste zonnestralen van het jaar willen vangen. De fotograaf zet haar fiets met zwarte zijtassen in het gras en wijst naar een doorkijkje. Niemand hier is zich bewust dat de fotograaf vijftien jaar geleden precies hier foto’s schoot die inmiddels in de beste fotocollecties van de wereld zijn opgenomen. Wat maakt deze plek zo bijzonder? Dijkstra: ‘Dat is de mooie dieptewerking. Op de voorgrond de bomen, daarachter het water dat reflecteert en daarachter het lichtgroene bosje waar ook zon op valt. Omdat ik met een oude platencamera werk, wordt de achtergrond meteen onscherp. Het worden een soort coulissen.’ De fotograaf vraagt of ze een foto mag maken met de iPhone van de interviewer om te laten zien hoe het werkt en loopt naar het water. Een jongen, die in het gras ligt, schrikt op en kijkt onderzoekend om zich heen wat er hier voor bijzonders te zien is. Niet veel eigenlijk, zo lijkt hij te denken.
Strandportretten
Na haar studie aan de Rietveld werkte de in het Limburgse Sittard geboren fotograaf een paar jaar als freelance portretfotograaf voor bladen en kranten als Quote, NRC Handelsblad, Elle, Elegance en Avenue. In de jaren negentig brak ze internationaal door met de serie Strandportretten – jongeren in hun badkleding op stranden in België, Kroatië, de VS en Polen. Schuchtere pubers, meestal alleen, steeds losgezongen van de groep en tegen een neutrale achtergrond. Geschoten met een flits. De serie was begonnen toen ze tijdens een sabbatical haar nieuwe platencamera wilde uitproberen op het strand van Castricum, de badplaats waar ze was opgegroeid. Het strand fungeerde als een soort studio in de buitenlucht. Het zou de start worden van een succesvolle internationale kunstcarrière. Haar oeuvre groeide door de jaren met portretten van stierenvechters, van Olivier Silva, de Franse jongen die op zijn zeventiende het vreemdelingenlegioen in gaat, video’s van uitgaande jongeren in Liverpool, een schoolklas in de Tate in Liverpool en veel indringende portretten van families. Haar werk is aangekocht voor de belangrijkste collecties ter wereld, ze had solotentoonstellingen in musea als SFMoMA in San Francisco en het Guggenheim in New York en in 2017 won ze de Hasselblad Award, de Nobelprijs voor fotografie. En nu dus de Johannes Vermeerprijs.
Tijdens het fotograferen moet je mensen goed observeren. Ik ga altijd uit van de houdingen die mensen uit zichzelf aannemen. Ik geef het liefst zo weinig mogelijk aanwijzingen. Emma en Ben gingen gelijk goed zitten.
Rineke Dijkstra gaat in het gras zitten waar ze in 2005 de foto’s voor de serie Vondelpark maakte. Uit een box haalt ze wat afdrukken, de eerste met de naam Vondelpark, Amsterdam, 10 juni 2005. Dijkstra: ‘Ik weet nog dat ik deze maakte om een uur of half zes. Het was de eerste foto’s die ik schoot in het park, op een van de eerste warme dagen van het jaar. Ik had er weinig verwachtingen van zo de eerste dag. Ik vroeg aan de scholieren die hier wat zaten te relaxen of ik wat foto’s mocht maken. Ik zou de rommel die er lag eigenlijk hebben weggehaald in die tijd, maar dat deed ik niet. Ik was aan het testen. Maar juist dat rode flesje, het rode schrift, de rode snoeppapiertjes maken de compositie sterk met het meisje rechts in het rode shirt. Ik vind het terloopse van de foto mooi. De jongen links had geen zin om te gaan zitten en kijkt alleen even op. Het geeft de foto iets heel ongedwongens. Het voordeel van deze camera is dat mensen weten dat het even gaat duren. Ik zoek vervolgens naar de natuurlijke pose. Ik laat de modellen vrij en door het wachten verliezen ze hun pantser.’
Liefdesverklaring
Aan de Rietveld Academie had Dijkstra geleerd langdurig aan projecten te werken. ‘Voor bladen en kranten was het veel korter en daar heb ik heel veel van geleerd. Ik moest voortdurend van hot naar her reizen en snel oplossingen bedenken. Ondertussen merkte ik dat de ondernemers, bestuurders, kunstenaars of schrijvers die ik fotografeerde de beste houdingen aannamen als ze niet aan het poseren waren. Voor mijn kunstfotografie wil ik ook dat mensen poseren, maar neem ik de tijd voor het vinden van eigenheid, natuurlijkheid, kleine gebaren. Het zijn vaak details die mij soms pas later opvallen. De nagels van het meisje in allerlei kleuren bijvoorbeeld op deze foto in het Vondelpark. Veel is toeval. Van belang is dat in het moment te vangen, tijdens de improvisatie. Het gaat steeds om de balans tussen wat je kan beheersen en wat toevallig ontstaat. En door de concentratie van de modellen ontstaat er een mooie intensiteit.
‘Het voordeel van een platencamera is dat mensen meteen begrijpen dat het even gaat duren.’
Uit de box haalt Dijkstra nog een andere beroemde foto die ze hier aan het water schoot. Een meisje van een jaar of veertien in een oranje jurkje en rode gympen met een jongen in het blauw ernaast, Vondelpark, Amsterdam, 19 juni, 2005. ‘Ze gingen gelijk goed zitten’, zegt Dijkstra als ze de foto op de kop draait. ‘Kijk, dit is wat ik zie door de lens en juist doordat ik het beeld door de zoeker op z’n kop zie, zie ik de compositie beter. De expressie van de mensen moet ik dan weer in het echt zien, niet door de lens.’ Wat heeft Dijkstra met haar modellen? ‘Emma en Ben sprak ik die zondag aan in het Vondelpark. Of eigenlijk eerst de moeder, want ze waren een dagje uit met het hele gezin. Het klinkt misschien een beetje zoetsappig, maar een foto van iemand maken zie ik als een soort liefdesverklaring. Je moet ergens een klik voelen. Het Bosnische meisje Almerisa, die ik al meer dan 25 jaar fotografeer, portretteerde ik voor het eerst toen ze zes jaar oud was en net in Nederland was gekomen. Zij is nu een zelfbewuste Nederlandse vrouw geworden. Eén meisje, Annemiek, waar ik een videoportret van maakte komt soms op openingen. Heel bijzonder ook was dat het meisje in oranje badpak, die ik in 1992 in South-Carolina op het strand had gefotografeerd, twintig jaar later naar mijn opening in het Guggenheim in New York kwam. Dat vond ik echt geweldig!’
‘Het gaat steeds om de balans tussen wat je kan beheersen en wat toevallig ontstaat. En door de concentratie van de modellen ontstaat er een mooie intensiteit’.
Waarom portretteert ze eigenlijk zoveel jonge mensen? Dijkstra: ‘Pubertijd heb ik nooit als het onderwerp gezien. Ik zie jonge mensen meer als een metafoor voor een idee dat alles zich nog moet vormen en ze nog in een staat van ‘flux’ zijn. Alles is nog in beweging en niets ligt nog vast. Juist door mensen te isoleren en ze uit de context van het dagelijks leven te halen, til je ze op uit de werkelijkheid en worden ze als het ware symbolen van zichzelf. Ik probeer iets universeel vangen, maar tegelijkertijd ook iets dat persoonlijk is. Juist door tijdens het fotograferen goed op details te letten, zoals een houding of een oogopslag, probeer ik iets wezenlijks van hen te vangen. Ik kijk graag naar de portretten van Rembrandt en Verspronck. Die portretten zijn door hun intensiteit nu nog altijd relevant. De mensen die zij portretteerden lijken zo van het doek te af te kunnen lopen.
[2020]