Boek over wat professionals hebben met kunst
Voor het boek ‘Passie voor kunst’ en het AVRO-televisieprogramma ‘Liefhebbers’ interviewde Koos de Wilt prominente Nederlanders uit de wetenschap, politiek, het bedrijfsleven over de kunst.
‘Maak van je hobby je handel’
Robert Noortman, kunsthandelaar
Ik kom absoluut niet uit een de wereld van de kunst. Ik heb mijn middelbare school niet afgemaakt en had in het begin twaalf ambachten, dertien ongelukken. Als handelaar heb ik van alles verkocht, van auto's tot ijskasten. Tot ik eind jaren zestig in Heerlen in een tapijtenzaak met antieke tapijten terechtkwam.
Interview Koos de Wilt voor Passie voor kunst (2003)
Daar heb ik steeds meer kennis opgedaan over oude tapijten en langzamerhand ben ik ook schilderijen en tekeningen gaan verkopen. Die hobby is uitgegroeid tot een handel. Ik verzamel nu etnografica, trompe l’œils, zilver, tapijten, antieke lijsten, ledenpoppen, Chinese potten, oldtimers… alles wat ik mooi vind. Daarnaast heb ik beelden, glaswerk en objecten die te maken hebben met de Vanitas. Als je verzamelt, dan heb je andere mensen die dat dan willen kopen en zo ontstaat er een handel. Zo simpel is het en zo maak je van je hobby je handel. Als ik een Rembrandt koop voor 30 miljoen euro, dan vind ik dat prachtig, maar er is geen haar op mijn hoofd die eraan denkt dat ik dat voor mezelf kan houden. Dat is gewoon handel. Met zo’n Rembrandt mag je dan een tijdje leven en de emotie ervan hebben.
'In het begin speelden Engelse dealers tijdens de TEFAF door de week in de gangpaden een partijtje golf, nu heb je niet eens tijd om naar het toilet te gaan.'
Toen ik in 1975 met twee vrienden de Tefaf oprichtte, kon ik natuurlijk niet denken dat het zo uit de hand zou lopen. In het begin hadden we 28 toonaangevende dealers uit Europa, nu zijn het er meer dan 200 uit de hele wereld. En er is een wachtlijst! In het begin speelden Engelse dealers door de week in de gangpaden een partijtje golf, nu heb je niet eens tijd om naar het toilet te gaan; zo druk is het. Net als Japie is het groter gegroeid. Tefaf is professioneler opgezet, de beveiliging is veel strenger en wat er hangt is van wereldklasse. Bij de handel komen mensen die zekerheid willen over het werk, de prijs en de kwaliteit. Het voordeel boven een veiling is dat je het ook een tijdje op zicht kunt krijgen.
Connaisseurschap en wetenschap
Op de zaak in Maastricht heb ik twee kunsthistorici in dienst die niets anders doen dan kunsthistorisch onderzoek. Dat zijn kenners die mij aanvullen zoals ik hen aanvul. Kunstgeschiedenis kun je leren; kijken en kwaliteit herkennen kun je ontwikkelen en verfijnen, maar niet echt leren. Dat heb je of heb je niet. En dat heb ik; althans, men zegt dat ik dat heb. Om een stuk heel precies te dateren heb je kunsthistorische kennis nodig. Kunsthistorici zien op een doek dat de kleding die gedragen wordt uit 1640 moet zijn, omdat die er in 1638 nog niet was. Dat zie ik zelf niet. In mijn vak gaan het connaisseurschap en de wetenschap steeds meer samen.
Aan de hand van technisch onderzoek kun je veel te weten komen over de datering en de toeschrijving. Vroeger was het alleen fingerspitzengefühl. Zulk onderzoek leidt er soms toe dat kunsthistorici de schoonheid op de tweede plaats zetten ná de kunsthistorische betekenis. Een minder goed schilderij vinden ze dan toch belangrijk, omdat het als schakel in de kunstgeschiedenis belangrijk is. Voor mij gaat het er vooral om hoe het gemaakt is, om de kwaliteit en de esthetiek. Alledrie zijn belangrijk.
Populair bij de vrouwen
Het vak is vooral de laatste jaren veel commerciëler geworden. NRC heeft iedere dag kunst, Het Financieele Dagblad schrijft er veel over en The Harald Tribune geeft marktoverzichten en veilingopbrengsten. Het is veel doorzichtiger geworden. Het is een financiële markt geworden. Vroeger speelde het zich allemaal af in galerijen en in zalen, tegenwoordig gebeurt het vooral op veilingen en beurzen. De groep mensen die kunst koopt, is breder geworden. Wat je ziet is dat als mensen nadat ze een paar dure auto’s hebben aangeschaft zich dan met kunst willen onderscheiden. Wat dat betreft is het niet zoveel anders dan die twee krijgers in het oerwoud die allebei een zo mooi mogelijk slagwapen willen hebben om zo populairder te worden bij de vrouwen.
Mensen willen laten zien wat ze hebben, ze willen pronken. Als mensen een dinnerparty hebben dan willen ze daarna een after dinnertalk over kunst. In deze context zijn het vooral de herkenbare werken geworden die de torenhoge prijzen hebben gekregen. Het gaat er dan om dat als je bij iemand thuis komt en direct ziet dat er een Renoir of een Van Gogh hangt. Maar er is ook een andere motivatie. Ik spreek wereldwijd heel veel grote industriëlen die het de hele dag razend druk hebben. Als je dan op een zondag bij ze langskomt en ze heel ontspannen in een poloshirt op de golfbaan treft, dan vinden ze het heerlijk om een paar uur over kunst te kletsen. Dan duiken ze heel relaxed even in een andere wereld. Maandag zijn ze dan weer om zes uur op kantoor.
Drie soorten klanten
Je kunt vaak aan de mensen zien wat ze kopen. De snelle mensen kopen moderne kunst en de meer bezadigde mensen eerder oude meesters. Voor de oude kunst heb je drie soorten klanten: de echte verzamelaars die het hele jaar door ballen gehakt eten om goede kunst te kopen, en daarnaast de musea en beleggers. Kunst is tegenwoordig een kwestie van asset allocation: als je een bepaald bedrag waard bent, dan koop je ook een paar dingen waar je van houdt. Dat doe je dan als hobby en dat doe je dan met vijf tot tien procent van je vermogen.
Startende verzamelaars beginnen vaak met de Romantiek. Van daaruit gaan ze dan vaak over op de oude meesters. Dan vinden ze de Romantische werken te doods worden, te geromantiseerd en willen het echte leven zien, zoals de luchten van Ruisdael. Als je over de A2 van Maastricht naar Amsterdam rijdt, dan zie je die luchten. Zeventiende-eeuwse meesters wilden geen plaatjes maken, maar een atmosfeer weergeven, de dreiging van wolken, het vee, het bosgezicht. Negentiende-eeuwse schilders als Schelfhout, Leickert en Koekkoek waren geen realisten, die wilden het mooier maken dan het is. Dat waren plaatjesschilders. Persoonlijk houd ik daar niet van. Er is nu veel geld mee te verdienen, maar ik doe er niet aan mee. Ik verkoop alleen wat ik mooi vind en de zeventiende-eeuwse schilderijen hebben het echte. Die hebben kunstenaars als Gainsborough en Constable en de Franse landschapsschilders geïnspireerd.
Mijn favoriet is het schilderij van Jan van Eyck van het huwelijk van Giovanni Arnolfini en Giovanna Cenami uit 1434. Dat paneel zit vol iconografische betekenissen en is zowel in zijn geheel als in al zijn details schitterend. Echt een werk waar je nooit op uitgekeken raakt. De manier waarop die man en die vrouw kijken is zo mysterieus! Er is ontzettend veel over dit werk geschreven, maar eigenlijk kennen we het geheim nog steeds niet.
[cv]
Robert Noortman is geboren op 5 maart 1946 in Heemstede, als zoon van een politieagent. Hij studeerde 3 jaar HBS. Noortman begon in 1965 tapijten en kunst te verkopen voor een handelaar te Heerlen. In 1968 startte hij voor zichzelf en had later galeries in New York, Londen en Maastricht. Sinds 1999 is Maastricht zijn enige vestiging. Hij volgde een HBO-opleiding tot commercieel piloot, kreeg een plaats in het Guiness Book of Records - voor zijn vlucht waarin hij in één dag, tijdens daglicht, twaalf Europese landen aandeed - en vanwege deze prestatie ook de titel van Honorary Liveryman of the City of London. Sinds begin jaren negentig ondersteunt hij vele bouwprojecten voor kinderen in Afrika. Hij is medeoprichter van The European Fine Art Fair (Tefaf). In 2002 kreeg hij in Parijs de onderscheiding Chevalier de l’Ordre des Arts et des Lettres uit handen van de Franse minister van Cultuur. Noortman is getrouwd en heeft zes kinderen.