De kelder van Voorlinden
Voor het kunstblad Collect mocht ik op landgoed Voorlinden een wandeling doen met ex-ondernemer en verzamelaar Joop van Caldenborgh (78). Het was een wandeling die ging over zaken waar ze bij het populaire museum de beste in wilden zijn (bovenal de klant, maar ook licht, veiligheid en klimaat). Over hoe Van Caldenborgh zijn vermogen verdiend heeft om zo veel kunst te kopen (produceren en distribueren van chemicaliën, voedingsingrediënten en onderdelen voor elektriciteitsopwekking). Over de kunstenaars waar de zakenman van houdt (kunstenaars bij wie hij op bezoek komt). Over de musea die een voorbeeld voor hem waren (Louisiana Museum of Modern Art in Kopenhagen, de Menil Collection in Houston en Fondation Beyeler in de buurt van Basel). En daarbij hoort niet het Stedelijk in Amsterdam.
Van Caldenborgh: ‘Ik vind niet dat ze het bij het Stedelijk zoveel minder doen, ze hebben een geweldige naam in de hele wereld opgebouwd. Ik denk eerder dat anderen in de wereld het zoveel beter zijn gaan doen. Ze denken daar anders en hebben misschien ook andere budgetten. Gelukkig zijn er veel toeristen in Amsterdam en dragen veel Amsterdammers het museum een warm hart toe. Het komt allemaal wel weer goed. Wat ik matig vind in het Stedelijk, is de tentoonstelling in de kelder. Sowieso vind ik de kelder niet de plek voor je collectie. Ook alles tegelijk laten zien werkt naar mijn idee niet, je ziet dan eigenlijk niks meer. Dat is natuurlijk een smaakkwestie. Ik vind dat wanden en ruimtes dienend moeten zijn aan de kunst en niet andersom.’
Aan het einde van de wandeling nam de verzamelaar mij mee de kelder in van het museum. Van Caldenborgh: ‘We staan op een vloer van twee meter beton en 360 palen. Hier gaat het om de derde peiler, naast licht en veiligheid wordt hier namelijk gezorgd voor een ideaal klimaat. Hier beneden halen we het stof uit de lucht en doen we aan de luchtvochtigheid. Overal in het museum is het 21 graden plus of min een halve graad en is er een luchtvochtigheidsgraad van vijftig procent, plus of min 1 procent, dag en nacht.’ Helemaal aan het einde van de gang tussen de enorme blauwe machines hangt een eenzaam schilderij met een blauwe lucht met wolken van Magritte uit 1931, ‘La malediction’, ofwel ‘de banvloek’. Ook hier dus kunst in de kelder, maar zeker niet teveel en zelfs hier is het werk afgestemd op de kleuren. ‘Dat vonden we wel passen.’