De bom

Op de uitslagenavond van de verkiezingen was ik met mijn zeventienjarige dochter Saar naar de film, naar Oppenheimer. Een film over een man die met zijn team van briljante mensen de mogelijkheid creëerde om het einde aan de oorlog te maken en in de slipstream ook het einde van de wereld dichterbij bracht. Toen de lichten aangingen in de bioscoopzaal en ik mijn iPhone opende, was het na negenen geworden en spoten de pushberichten van het scherm: PVV kwam met 35 zetels in de Kamer, later werden dat er zelfs 37. De bom was gevallen...
Van nabespreken van de film - over de bedreigingen voor de wereld, over politieke machtsspelletjes die eromheen werden gespeeld, over de onmacht van het individu, over de arrogantie van de slimmeriken - kwam het niet meer. We werden stil en we voelden dat we in een ander universum waren beland. Gedachten schoten door mijn hoofd, die eigenlijk toch te maken bleken te hebben met de film. Over hoe het kan dat zo veel mensen kunnen kiezen voor iets wat verdacht veel lijkt op fascisme en wat we daartegen kunnen doen. Het ging ook over iets dat altijd al speelde in onze wereld. Over de Romeinen die de Republiek inwisselden voor alleenheersende keizers, sterke mannen, over Amerikanen in onze tijd die kiezen voor iemand die zo duidelijk fout is en ook over gewone Russen en Hongaren die zich gedeisd houden voor hun leiders en meegesleurd worden in kleptocratische toestanden door de praatjes van de staatstelevisie.
Toch blijft de vraag: hoe kan het dat mensen in Nederland zo massaal voor iemand kiezen die verderfelijke uitspraken doet en zich - voor iedereen zichtbaar - heeft omringd met vrijwel alleen maar figuren met een verdacht verleden en die in ieder geval geen idee en ervaring hebben over hoe ze vorm moeten geven aan een veilig en voorspoedig toekomst van een land? Dat is toch zo duidelijk te zien, voor iedereen. Waarom reageerde een vierde van de kiezers als een puber die zijn zin niet krijgt en feitelijk zijn eigen ruiten ingooit...?
Ja, ik begrijp wel wat. Veel mensen zijn teleurgesteld door wat ze via hun sociale media tot zich nemen, begrijpen niet hoe complex de wereld is geworden en zoeken naar simpele antwoorden. Ik weet ook wel dat mensen aan en lijve ervaren dat er geen huizen zijn, dat de zorg vastloopt. Dat dat komt door de enorme toestroom van ouderen, door beperkte middelen en door een te optimistisch geloof in wat de markt kan oplossen. Maar dat is veel te ingewikkeld om uit te leggen. Makkelijker is het te wijten aan een tsunami van buitenlanders. Mensen horen ondertussen dat er problemen schijnen zijn met het milieu en dat boeren anders moeten werken, maar als ze hun gordijnen opendoen en uitkijken over de weilanden met koeien, zien ze vooral hoe mooi het is buiten. Toch moeten we iets heel groots doen, en wel nu!
Natuurijk zie ik ook dat veel mensen ervaren dat overheidsdiensten stroef werken, dat alles duurder wordt en dat mensen niet zo zelfredzaam zijn als breed gedacht werd. Op televisie zien we ondertussen, naast gemakkelijke en platte entertainment, dat de wereld kennelijk in brand staat. Dat in Oekraïne tienduizenden mensen sterven en dat in Gaza dood en verderf is en dat onze leiders daar niets aan lijken te kunnen doen. We zijn met z'n allen lam geslagen en missen een moreel leiderschap die een uitweg laat zien. Aan de ene kant zien we politici die ons voorhouden dat we moeten minderen, ons moeten inhouden en moeten delen met de rest van de wereld en aan de andere kant zijn er de politici die denken dat we met de harde hand de boel weer recht moeten trekken en het niet al te nauw moeten nemen met ethiek. En daar tussendoor zijn er de politici met vaak rare kapsels die doen alsof alles wat de nieuwe tijd aan problemen meeneemt makkelijk opgelost kan worden. Door de buitenlanders weg te sturen bijvoorbeeld, door uit Europa te stappen, door de grenzen dicht te gooien, door de huren te verlagen en de zorg goedkoper te maken zonder dat het financieel kan worden verantwoord.
Ondertussen schreeuwen die politici dat er hier een nepparlement is, dat rechters slappe knieën hebben en dat journalisten tuig van de richel zijn. Het ene bombardement na het andere wordt op de bestaande orde geworpen. En het lijkt er voor veel mensen ook op dat deze bombardementen de enige oplossing zijn.
Maar wat ons feitelijk zoveel voorspoed heeft gebracht na de oorlog was een succesvolle verbrandingseconomie (die nu op de schop moet) en een gevoel dat we het samen moesten doen (dat in deze geïndividualiseerde wereld niet meer bestaat). En dat in combinatie met een moreel leiderschap vol hoop over een betere en rechtvaardiger wereld (dat in een huidige wereld ondenkbaar is aangezien de politiek, journalistiek en het volk alleen maar cynisch zijn over elkaar). Die eerdere hoop was gebaseerd op Roosevelts vier vrijheden, op de boodschap van nooit meer oorlog, op een democratische politiek die er voor iedereen zou zijn en waarbij er een vangnet zou zijn voor iedereen die viel. En dat dreigt weg te vallen. Cynisme, egoïsme en bedrog lijkt te regeren.
Terwijl heel veel is bereikt. We leven inmiddels in een een klein stukje van de wereld waar mensen het volgens de cijfers nog nooit zo goed hebben gehad. Waar meer welvaart is dan ooit in de wereldgeschiedenis en waar meer mensen een kans krijgen dan ooit in de geschiedenis. Maar mensen voelen dat niet meer en zijn vooral bang zijn voor de toekomst. We leven in een land waar historisch gezien nog nooit zo weinig mensen echt honger hebben, het koud hebben en al van een kleine aandoening omvallen. Alleen voelt dat niet zo en vrezen we het ergste. Want een economie die dreef op wereldmacht en olie en gas is aan het verdwijnen, moet worden ingewisseld voor een duurzamere variant. Het moet dus anders. En daarom gooien we maar een bom op het systeem in de hoop dat het daarna weer beter wordt. Maar of dat helpt...?
Opmerkingen