top of page
Foto van schrijverKoos de Wilt

Onder het maaiveld

Wat ik ik leerde tijdens het schrijven van een film

Biologie was een vak op de middelbare school dat ik al snel heb laten vallen. Ik snapte sowieso te weinig van bètavakken. Niet dat het me niet boeide, maar ik heb altijd de neiging om biologische verhandelingen te vertalen naar een wereld die voor alfa-types beter te begrijpen zijn. Het interessante van een natuurkundig fenomeen als stoom bijvoorbeeld kan ik niet los zien van hoe het de wereldgeschiedenis heeft beïnvloed. Het bracht ons de Industriële Revolutie en zette de wereld van de kunst op zijn kop. In de negentiende eeuw veranderde het Hollands landschap in eentje waar aan de horizon fabrieksschoorstenen hun pluimen maakten. Het was de wereld van de Haagse School. In Parijs ontstond ondertussen het impressionisme, een nieuwe fase in de kunstgeschiedenis. De druk van de stoom waarmee machines in beweging worden gezet, heeft ook Freud aangezet om de geest in die termen te duiden. Driften die onder druk staan zijn als stoom die moet ontsnappen en als de stoom niet kan ontsnappen gebeuren er rare dingen in onze hoofden.


Ook de biologie laat me steeds denken aan dingen die mensen die geïnteresseerd zijn in de geest en de maatschappij eerder bezighouden. Zo ging biologie in mijn hoofd vooral over Darwin en de survival of the fittest. Het gaat dus over de natuur die zich voortdurend moet aanpassen aan de veranderende omgeving waarbij de soorten die daarin het beste slaagden een mooi plekje onder de zon verdienden. Bij Darwin ging het, zoals ik het begrijp, ook over wie de sterkten waren. Degenen die zich het hoogst in de voedselketen bevinden, hebben in die gedachte de meeste rechten en de andere soorten hebben zich daar maar naar te schikken. Bovenaan de voedselketen mag je in de zon liggen als je daar zin in hebt en mag je anderen wegduwen als je meer zin in een beetje schaduw hebt.

Voor de research voor het schrijven van het filmplan en scenario van Onder het maaiveld sprak ik veel met een speciaal soort biologen en geïnteresseerden in de natuur. Het waren de ecologen en microbiologen die zich vooral bezighouden met de wereld van de natuur die we niet of maar nauwelijks met onze eigen ogen kunnen aanschouwen. Pas in de zeventiende eeuw waren het mensen als Antonie van Leeuwenhoek die deze wereld voor het eerst onder hun lenzen zagen bewegen. Het bleek een wereld te zijn die veel, veel rijker was dan we ons konden voorstellen. Er bleek veel meer te zijn dan wolven en schaapjes, veel meer dan tijgers en antilopen. We weten inmiddels dat een kwart van de biodiversiteit op aarde zich in de bodem bevindt. Dat in een theelepel vruchtbare grond zich méér organismen bevinden dan dat er mensen op aarde zijn. Dat de bodem een levende hulpbron is en meer dan een kwart van de biodiversiteit op onze planeet bevat. Dat bijna alle antibiotica die we gebruiken om infecties te bestrijden, gemaakt zijn met micro-organismen in de bodem.

Misschien wel het meest bijzonder aan praten met ecologen is hun voortdurende nadruk op samenwerking. Leven op en onder de bodem is niet zozeer bezig om elkaar de hersens in te slaan, maar veel meer met manieren te zoeken hoe we allebei kunnen overleven. De hele wereld onder onze voeten is voortdurend bezig om allianties te sluiten en samen te werken. Het is samenwerken of verdwijnen. Het gaat hier over wortels van bomen die met de hulp van schimmels met elkaar communiceren en blaadjes die elkaar precies de ruimte geven om voldoende zonlicht te vinden. Het gaat hier over bomen die op een of andere manier in staat zijn om andere bomen te vertellen dat er giraffen aankomen die hun blaadjes willen opeten en die daarom snel hun blaadjes oneetbaar maken. De natuur hoef je niet te temmen om te laten doen wat wenselijk is, je moet de natuur alleen maar ondersteunen. Niet bedenken wat natuur eigenlijk zou moeten doen, maar de voorwaarden scheppen waaronder de natuur ons kan onderrichten om het goede te doen en te genieten van het mysterie dat leven is.

Het leuke van dit alles is dat de natuur onder onze voeten een metafoor is die ons kan laten zien dat we elkaar niet voortdurend uit hoeven te moorden, maar dat we onze aandacht beter kunnen richten op hoe we elkaar kunnen ondersteunen. Dus niet kijken wie de baas is en de beste is, maar hoe iedereen zijn of haar aanvulling kan geven. Het gaat er dus om dat bedrijven of naties zich niet zozeer moeten richten op hoe ze elkaar weg kunnen concurreren of kapot kunnen maken, maar eerder om manieren te vinden om er samen wijzer van te worden. Ik vind het een prettige les die we kunnen leren van de natuur. Misschien is deze gedachte een naïeve, maar het is wel een prettige. En misschien zijn het wel de lessen die ons kunnen redden.


42 weergaven

Comments


bottom of page