Rembrandt in tijden van de pest
De pandemie als creatieve kans. Nu, tijdens de coronacrisis, is het misschien niet de tijd om uit te rollen, eerder om iets nieuws te beginnen, een nieuwe weg bewandelen, je persoonlijk en zakelijk opnieuw uit te vinden. Dat is tenminste wat Rembrandt van Rijn deed in tijden van de pestepidemieën in zijn tijd. En niet zonder resultaat...
Anders dan meer van hetzelfde te doen, vond Rembrandt zichzelf steeds opnieuw uit. Opvallend vaak in de tijd dat de pest rondwaarde in de stad.
Het zijn niet de verhalen die normaal gesproken worden verteld over de carrière van onze belangrijkste kunstenaar uit onze geschiedenis. Maar juist ook Rembrandt van Rijn werd persoonlijk hard geraakt door de pandemie van de Zwarte Dood: hij verloor zijn geliefde en zijn enige zoon aan de pest. Eén op één is de ziekte misschien niet te zien in zijn enorme oeuvre, maar wat wel opvalt is dat Rembrandt zich op belangrijke persoonlijke en artistieke kruispunten in zijn leven bevond op de momenten dat de pest hard toesloeg in Amsterdam.
Het begon allemaal al vroeg in zijn carrière. In 1624, het jaar dat de ziekte de stad hard teisterde, was de achttienjarige Rembrandt naar de commerciële en artistieke hotspot Amsterdam vertrokken om er les te krijgen in het atelier van Pieter Lastman aan de Sint-Anthonisbreestraat, de straat waar Rembrandt veel later het statige Rembrandthuis zou betrekken. Hoewel Rembrandt maar een half jaar bij de historieschilder in de leer was, was zijn invloed op het werk van de jonge Leidenaar enorm. Na zijn leerperiode bij Lastman begon Rembrandt voor zichzelf in zijn geboortestad Leiden. Uit dat jaar dateert zijn vroegst gedateerde schilderij: De steniging van de Heilige Stefanus (Musée des Beaux-Arts de Lyon), een historiestuk in de stijl van Lastman. Een heilige die dodelijk gestraft wordt voor iets zien wat de anderen niet zien. Het begin van een lange en indrukwekkende carrière van de Leidse kunstenaar.
Aantal begrafenissen per maand in Leiden in de vijf pestperioden in de 17e eeuw.
Tien jaar later zette Rembrandt een andere belangrijke stap in zijn carrière. Hij had zich in 1631 in Amsterdam gevestigd en was commercieel zeer succesvol met zijn portretten. Amsterdam was booming en de portrettenbusiness van de schilder profiteerde daar volop van. Rembrandt woonde en schilderde vier jaar lang een berg portretten in het atelier van Hendrick van Uylenburgh, de kunsthandelaar die zijn atelier had aan de Sint-Anthonisbreestraat, naast het huidige Rembrandthuis. In 1635 verhuisde Rembrandt samen met zijn verse echtgenote Saskia naar een chic huurhuis in de Nieuwe Doelenstraat en stopte in die tijd abrupt met het schilderen van portretten en begon aan een serie grote historiestukken. Een risico was dat wel. In 1636 schilderde hij beroemde naakten van Suzanna (Mauritshuis, Den Haag) en Danaë (Hermitage, Sint-Petersburg) en De blindmaking van Simson (Städel Museum in Frankfurt). Gedurfde schilderijen wederom. Terwijl Rembrandt dus in 1636 een artistieke en commerciële draai maakte in zijn loopbaan stierven in datzelfde jaar Amsterdammers massaal aan de pest. Veel meer nog dan in 1624. Afstand doen van een business waarbij soms wel 500 gulden per portret kon vragen, was nogal wat. Het is een bedrag waar een geoefend ambachtsman een jaar voor moest werken. Toch is dat wat Rembrandt deed. Rembrandt bleef een succes en hij vierde een paar jaar later de top van zijn carrière met een groepsportret: De Nachtwacht.
De late Rembrandt
Tussen 1652 en 1657 was de pest er elk jaar in de stad en eiste vele duizenden slachtoffers. Het zijn de jaren waarin Rembrandt wederom een belangrijke stap zette in zijn carrière. Nadat hij zijn hoogtepunt tien jaar ervoor had beleefd met het schilderen van De Nachtwacht, was dit de tijd dat hij zich artistiek en zakelijk weer opnieuw uitvond, het is de tijd van de Late Rembrandt, met werk dat tot op de dag van vandaag verbluffend modern oogt. In 1651 schilderde hij Jonge meisje bij het raam (Nationalmuseum, Stockholm) in grove penseelstreken en begon vanaf dat moment verder te experimenteren. Dat in een tijd dat het uit de mode raakt en men veel gladder gaat schilderen. Als je dichtbij kijkt lijkt het alsof Rembrandt de verf met een metselaar troffel heeft aangebracht, zo merkte een tijdgenoot op. Een orthodoxe draai wederom waar de concurrentie elke verfstreek onzichtbaar probeerde te maken. Het zijn echter Rembrandts schilderijen die de impressionisten tweehonderd jaar later aanzetten om ook iets nieuws te doen. Terwijl de pest het leven in de stad in zijn greep hield, schilderde Rembrandt tegen de stroom in het ene na het andere meesterwerk. En ging ondertussen ook nog failliet. Maar dat is een ander verhaal.
Terwijl Rembrandt een artistieke en commerciële draai maakte in zijn loopbaan stierven Amsterdammers massaal aan de pest.
Een andere, en laatste pestepidemie begon in 1663. Rembrandt woonde in die tijd op de Rozengracht. De Jordaan werd tijdens de epidemieën extra hard getroffen, zo ook de schilder. In dat jaar stierf Rembrandts geliefde Hendrickje Stoffels op haar zevenendertigste aan de ziekte. Ze was zeker niet de enige. In deze laatste zware pestepidemie die de stad teisterde, vielen er 24.148 doden, meer dan tien procent van de toenmalige bevolking. In 1668 was de pest uitgewoed en kwamen er geen nieuwe epidemieën meer voor. Toch bezweek Rembrandts enige zoon Titus van Rijn juist in dat jaar nog aan de pest, op zijn zevenentwintigste. Hij was kort ervoor nog getrouwd.
Tegen de mode in
Ondanks al het verdriet behoort het werk dat Rembrandt in deze laatste periode van zijn leven schilderde tot de hoogtepunten van de kunstgeschiedenis. Terwijl de gladde, Franse stijl in de mode was, ging Rembrandt steeds verder in zijn grove stijl door steeds meer verf op het doek smeren en de verf te bekrassen met zijn paletmes. Bij De Joodse Bruid (Rijksmuseum, Amsterdam) uit die periode bijvoorbeeld brengt hij de verf op de mouw heel dik en laag op laag aan. Toen Vincent van Gogh in 1885, meer dan tweehonderd jaar later, bij de opening van het Rijksmuseum, voor dat schilderij ging zitten, wilde hij niet meer weg. Hij vertelde een vriend dat hij tien jaar van zijn leven wilde opofferen om twee weken voor het schilderij te kunnen blijven zitten.
Niet alleen artistiek waren de pestjaren belangrijk voor Rembrandt, ook commercieel hielden de carrièrestappen Rembrandt in het zadel. Het misverstand is nog steeds dat hij aan het eind van zijn leven zo goed als vergeten was. De waarheid is dat de late Rembrandt nog steeds belangrijke opdrachtgevers had. Schilderijen als De Joodse Bruid, De Staalmeesters hadden nooit geschilderd kunnen worden zonder rijke opdrachtgevers. Ook zijn zelfportretten, portretten van de fameuze schilder uit het noorden, werden in eigen tijd goed verkocht. Een telg uit de beroemde bankiersfamilie de’ Medici kocht in het stervensjaar 1669 van Rembrandt zelfs nog een zelfportret van hem voor zijn neef. Bij een eerder bezoek waren die uitverkocht.
Comments