top of page
vfonds-logo-nieuw-open.jpg

Lisette Mattaar,

   directeur van vfonds      

'Met elkaar in gesprek gaan'

 

Net als bij het Rijksmuseum is ook bij vfonds meerstemmigheid belangrijk, zo vertelt de directeur van vfonds Lisette Mattaar: ‘Zeker bij een nog levende geschiedenis als die van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd is het van belang dat je alle geluiden laat horen, van alle kanten en dat je daar dan ook een balans in weet te vinden. Wij hebben daarom verschillende initiatieven ondersteund, dus niet alleen een randprogrammering rondom de tentoonstelling Revolusi! Indonesië Onafhankelijk, maar ook de rondreizende tentoonstelling Zeventig jaar Molukkers in Nederland, de theatervoorstelling Op klompen door de dessa en bijvoorbeeld een voorstelling in Westerbork over het verhaal van een Nederlands Indische dame als onderdeel van de tentoonstelling De Herinnering aan kamp Westerbork. We ondersteunen allerlei culturele uitingen die verschillende perspectieven laten zien van de dekolonisatieoorlog en ook van de tijd erna, de gevolgen ervan in de huidige tijd. We willen de kennis erover vergroten en het perspectief breder maken. Voor de mensen die er al veel vanaf weten, maar ook mensen die niet zijn opgegroeid met verhalen erover. Meerstemmigheid is dan belangrijk en moet in balans zijn. Het ligt vaak heel genuanceerd en is heel gevoelig, zoals bijvoorbeeld de Molukse zaak.’

Ons doel is dat we de kloof niet verdiepen, maar juist zorgen dat mensen met elkaar in gesprek gaan, een eerlijke dialoog aangaan.

Hoe doe je dat, zorgen dat er die balans is? Mattaar: ‘Dat doen we bijvoorbeeld door de makers ook zelf te laten reflecteren op het verhaal dat ze willen vertellen en ze te vragen wat voor reacties ze nu al oproepen en willen oproepen. Ons doel is dat we de kloof niet verdiepen, maar juist zorgen dat mensen met elkaar in gesprek gaan, een eerlijke dialoog aangaan. Dat hebben we ook gedaan bij de speelfilm De Oost. Daar hebben we de film samen gezien, met de makers en vertegenwoordigers van veteranenorganisaties, en hebben daarna mensen op respectvolle manier met elkaar een gesprek laten aangaan, oog in oog. En dat werkte. Bij Revolusi hebben we niet de tentoonstelling gefinancierd, maar het gesprek over de tentoonstellingen met allerlei doelgroepen. Pakhuis de Zwijger heeft de dialoogkant georganiseerd en samen met het Rijksmuseum vormgegeven. We hebben ook de films in de laatste tentoonstellingsruimte gefinancierd, daar ging het ook over de dialoog. Dat onderdeel was in eerste instantie bedoeld om naast de tentoonstelling te doen, maar dat vonden de tentoonstellingsmakers van het Rijksmuseum zo aansluiten dat het is opgenomen in de opstelling in het museum.’ 

Hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum Valika Smeulders over het vertellen en ondersteunen van ongemakkelijke verhalen

 

Tonen wat je niet ziet, maar er wel was

 

Een tentoonstelling maken over een gevoelig onderwerp waarbij verschillende groepen op een verschillende manier tegen de schurende en pijnlijke werkelijkheid aankijken. Hoe doe je dat?

 

interview Koos de Wilt voor vmagazine van vfonds

Soms is de geschiedenis niet iets dat in de geschiedenisboeken is gecanoniseerd, maar nog steeds doorleeft in het leven van de mensen nu. Bij de tentoonstelling Revolusi! Indonesië Onafhankelijk, die het afgelopen jaar te zien was in het Rijksmuseum, was dat zo. De gevechten tijdens de strijd, meer dan zeventig jaar geleden, eisten het leven van zo’n 100.000 Indonesiërs, van zowel strijders als burgers, terwijl naar schatting 5.500 Nederlandse en Indo-Nederlandse kolonialisten, evenals leden van andere etnische groepen die verbonden waren met de koloniale macht, werden vermoord bij aanvallen door Indonesische opstandelingen. In de decennia na de strijd bleven de gemoederen verhit bij het vertellen van verhalen erover, soms tot op de dag van vandaag. Hoe maak je daar een tentoonstelling van waarin iedereen zich kan vinden? Hoe zorg je ervoor dat je het eerlijke verhaal vertelt van een oorlog waarbij Nederland niet aan de juiste kant van de geschiedenis bleek te staan? We gaan ervoor zitten met een van de makers van de tentoonstelling, het Hoofd geschiedenis van het Rijksmuseum dr. Valika Smeulders van het Rijksmuseum.

 

Gevoelig

De historicus Smeulders leidt sinds twee jaar de geschiedenisafdeling van het nationale museum van Nederland. ‘Het Rijksmuseum heeft een aantal jaar geleden al besloten om de koloniale geschiedenis te laten zien vanuit meerdere perspectieven. We wilden dat ook gaan doen vanuit persoonlijke verhalen en dus ook vanuit kanten die nog geen aandacht hebben gehad. Zo zijn er tentoonstellingen gekomen als Goede Hoop over Zuid-Afrika, over slavernij en laatst dus over Indonesië. Allemaal tentoonstellingen waarbij ook de meer controversiële kanten van de geschiedenis werden getoond. Bij het maken van die laatste twee tentoonstellingen werkten we met teams van twee conservatoren uit Nederland en twee met een achtergrond in de betrokken landen. Dat had als gevolg dat er veel werd uitgewisseld en geleerd en er veel inlevingsvermogen werd verwacht van iedereen. Als je op deze manier mensen bij elkaar brengt ontstaat er groei doordat je heel veel kennis bij elkaar brengt – als conservator moet je dan soms wel van elastiek zijn.’

 ‘In ons dagelijks leven ervaren we ook niet alleen succes en glorie.’

Het zijn tentoonstellingen over een deels pijnlijke geschiedenis waarvan er in de collectie vaak geen objecten zijn en ook geen verhalen te vinden zijn. Hoe los je dat op? Smeulders: ‘Hier in het museum werken we heel erg interdisciplinair. Dat heb ik altijd al gedaan, ook voordat ik bij het Rijksmuseum kwam werken, zowel in de wetenschap als bij andere musea. We kijken daarbij niet alleen naar onze eigen collectie, maar ook naar immaterieel erfgoed, zoals dans en muziek. Je moet dus allerlei muren weghalen en andere mensen erbij halen die bijvoorbeeld mondelinge geschiedenis kunnen koppelen aan onze visuele collectie. Dat vereist een nieuwe manier van tentoonstellingen maken. Je moet je daarbij ook realiseren dat de bestaande collectie van het Rijksmuseum nooit is verzameld om het koloniale verhaal te vertellen, maar diezelfde spullen hebben ondertussen wel veel meer in zich. Met die objecten en aanvullende kennis kun je dus nieuwe, rijke en gelaagde verhalen vertellen. Het geeft je de mogelijkheid een tentoonstelling te maken over “wat je hier niet ziet”, maar er wel was.’  

 

‘Het zijn tentoonstellingen over een deels pijnlijke geschiedenis waarvan er in de collectie vaak geen objecten zijn en ook geen verhalen te vinden zijn.’

De nieuwe manier van naar de collectie kijken betekent volgens Smeulders dus dat je andere, aanvullende verhalen vertelt. ‘Je kunt wel zeggen dat we midden in een paradigmaverschuiving zitten met daarbij een heroriëntatie op het complexe koloniale verleden. Geschiedenis is lange tijd gepresenteerd als een rij data met een aantal centrale figuren waar je een duidelijke rode draad kunt trekken. Dat gold niet alleen voor het Rijksmuseum, maar voor alle musea die verhalen vertellen over geschiedenis. Dat is complexer geworden. We halen er veel meer verhalen bij, meer gelaagdheid, meer reliëf en daarmee ook meer spanningsvelden. Vraag is dan: hoe verhouden die verhalen zich tot elkaar en hoe breng je verschillende invalshoeken samen in een tentoonstelling? Ondertussen zijn we ook aan het denken of we daar op den duur een nieuwe rode draad in kunnen aanbrengen. Die consensus is er nu nog niet, mensen voelen zich vaak vooral verbonden met specifieke verhalen van hun eigen voorouders en verhalen die ze vroeger op school hebben geleerd. Na meerzijdige tentoonstellingen over slavernij en over Indonesië hopen we dat mensen nu ook over de heg kijken en zich tevens herkennen in het verhaal van iemand die aan de andere kant stond.’   

 

‘Je kunt wel zeggen dat we midden in een paradigmaverschuiving zitten met daarbij een heroriëntatie op het complexe koloniale verleden.’

Levende geschiedenis

Wat levert het op als je mensen confronteert met het verhaal van de andere kant? Smeulders: ‘Het geeft een beter inzicht in het echte verhaal, met alle uiteenlopende aspecten van de samenleving. In ons dagelijks leven ervaren we ook niet alleen succes en glorie. Voor mij als mens is het waardevol om ook de uitdagende en moeilijke kanten van het leven te zien als ik door een museum loop. Dat geeft herkenning, energie en hoop. Ik kom zelf uit Curaçao en Suriname waar verschillende etniciteiten al langer samen de dienst uitmaken en waar de urgentie al eerder aanwezig was om een verhaal te maken waar iedereen zich in kan herkennen, ook mensen die niet een Europese achtergrond hebben. Europa is nu ook die slag aan het maken, de acceptatie dat onze wereld vanaf de koloniale periode divers, multicultureel en multireligieus is. Dat was te merken aan de herkenning bij de vele internationale journalisten die we hier over de vloer hebben gehad tijdens Slavernij. De confrontatie is uiteindelijk constructiever dan de ontkenning.’ 

 

‘Na meerzijdige tentoonstellingen over slavernij en over Indonesië hopen we dat mensen nu ook over de heg kijken en zich tevens herkennen in het verhaal van iemand die aan de andere kant stond.’   

 

Bij de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd raak je vaker open zenuwen dan bij een onderwerp als slavernij, zo is de ervaring van Smeulders: ‘Slavernij is al langer geleden en al langer in de publieke discussie, de Indonesische revolutie is twintigste-eeuwse geschiedenis. Het wordt pas recent onderzocht en de mensen die het betreft, zijn vaak mensen wiens ouders en grootouders het hebben meegemaakt.’ Maar omgaan met deze levende geschiedenis maakt het vak van historicus en curator ook spannender, zo vindt het Hoofd geschiedenis: ‘Veel historici zijn opgeleid om onderzoek te doen in archieven, in alle rust en zonder dat zijzelf in de spotlights komen te staan. Tegenwoordig is ons werk zich gaan ontwikkelen tot veel meer voor de camera staan en jezelf laten zien. Je moet als conservator meer coördinator zijn, kennis bij elkaar halen en die snel weer doorgeven. Er is minder tijd om erop te kauwen. Je wordt gevraagd er vandaag iets over te vertellen. Het veld is daarmee dynamischer geworden omdat je al geacht wordt iets te zeggen nog voor de kennis academisch is geland. Je bent daardoor kwetsbaarder, meer een radar in een groter, bewegend geheel. We zijn daarmee meer een schaap met vijf poten geworden. Maar zonder wrijving geen glans, je wilt ook juist dat er wordt gereageerd op tentoonstellingen, dat deze de discussie verder voeden. Met de discussie over het wel of niet gebruiken van het woord Bersiap was het jammer dat deze werd gevoerd vóórdat de tentoonstelling er stond. Daarmee ging het over aannames, zonder de nuances die de tentoonstelling bood.’

 

Andere verhalen

Wat is nu een volgende stap met de kennis die nu is opgedaan met de afgelopen tentoonstellingen? Smeulders: ‘We zijn nu bezig met de nieuwe, meer gelaagde kennis te verankeren in de vaste opstelling. Dus meerdere kanten van het verhaal vertellen bij de objecten, duiden waar de rijkdom vandaan kwam, duiden hoe de esthetiek een direct verband had met hoe geld werd verdiend. We willen niet alleen het koloniale verhaal meer aandacht geven, maar ook de bijdragen van de vrouw, dat wil zeggen de helft van de samenleving. De verhalen van verschillende sociale klassen, van stad en platteland. Ook de verhalen van mensen met een andere seksuele oriëntatie en met een verschillende etnische achtergronden verdienen meer aandacht. Voor een deel zijn daar nieuwe objecten voor nodig. We vertellen ook andere verhalen bij de bestaande collectie, andere verhalen dan we honderden jaren gedaan hebben. Bijvoorbeeld bij een schuttersstuk van de schilder Bartholomeus van der Helst, dat naast de Nachtwacht hangt, het schilderij waarop een donkere jongen staat, tonen we nu ook aandacht voor zijn verhaal. Wat is zijn verhaal en hoe verhoudt zich dat tot het verhaal van de schutters?’ 

 

Smeulders laat een foto zien van haar overgrootouders aan moederszijde die op haar bureau staat: en donkere vrouw en een Chinese man omringd door hun kinderen. ‘Mensen zoals zij kwamen nooit naar een museum als dit. Die willen we niet alleen meer binnenkrijgen, maar we willen ook hun verhalen vertellen. Dat vereist nog wel onderzoek, hoe we de verhalen vertellen die minder zijn opgeschreven in voorbije tijd.’ Maar dat spullen van gewone mensen interessant genoeg kunnen zijn om opgesteld te worden naast bekendere kunstwerken, blijkt uit de Indonesië tentoonstelling. Smeulders: ‘Dat zie je bijvoorbeeld aan de landkaarten-jurk die mevrouw Terwen-de Loos in 1945-1946 maakte. In tijden van oorlog en schaarste maakte zij van een zijden landkaart een kledingstuk: zo mooi en pijnlijk tegelijkertijd. Ook de aquarellen die de Mohammad Toha op zijn elfde maakte. Hij schilderde wat hij op straat zag gebeuren toen de Nederlandse militairen tijdens de politionele acties van 1947 Jogjakarta op het eiland Java innamen. Zulke verhalen over wat mensen meemaken en hoe zij daarop reageren, die raken mij als vrouw, als moeder, en bovenal als mens.’

[2022]

 

rijksmuseum-logo.png
bottom of page