top of page
IMG_6079.jpeg
cover_UUDNBUVY2.png
HSM-Logo-RGB_HSM-donkerblauw-middelblauw

Een gesprek over de tentoonstelling 'Willem van de Velde & Zoon' met hoofd collecties van Het Scheepvaartmuseum Jeroen van der Vliet, maker van de tentoonstelling en kunstenaar en presenator Lucas De Man die er een podcast over maakte.

IMG_4157.jpeg
A0291.png

Willem van de Velde de Jonge, De slag om Texel (Kijkduin)21 augustus 1673, geschilderd in 1687

20201214_HSM_010-44230.jpeg

Bij de Van de Veldes maak je het helemaal mee, allebei op hun eigen manier. Willem van de Velde de Oude blonk uit in gedetailleerde penschilderijen, de Jonge in het olieverfschilderij.

IMG_4223.jpeg

De monumentale wandtapijten over de Slag bij Solebay, waarvan Het Scheepvaartmuseum twee exemplaren heeft aangekocht en die nu te zien zijn in de tentoonstelling.

IMG_4254.jpeg
20210928_HSM_Willem_van_de_Velde_027_1474.jpeg

'De tentoonstelling toont dat het niet een eeuw was van glorie, maar wel over de zee, de plek waar mensen elkaar ontmoetten en waar heel veel samenkwam.'

20210928_HSM_Willem_van_de_Velde_010_1429.jpeg

‘Deze tentoonstelling gaat niet over de Nederlandse identiteit, maar over verschillende identiteiten die met elkaar te maken kregen. Het gaat over zeeslagen waar soms de Nederlanders en soms de Engelsen wonnen.

IMG_4183.jpeg
IMG_4194.jpeg
IMG_4177.jpeg

'Bij Van de Velde de Oude gaat het meer over de gedetailleerde uitvoering, je kunt het aantal spijkers tellen in het scheepshout.'
 

Hoofd collecties Jeroen van der Vliet en kunstenaar en presentator Lucas De Man over de tentoonstelling ‘Willem van de Velde & Zoon’

 

‘Alsof je op een duin staat en de schepen aan je voorbij ziet glijden’

 

Op 1 oktober 2021 startte in Het Scheepvaartmuseum een unieke overzichtstentoonstelling over vader en zoon Willem van de Velde, twee toonaangevende zeventiende-eeuwse zeeschilders met elk een eigen specialisme: de pentekening en het olieverfschilderij. Het is de eerste keer wereldwijd dat er zoveel werken van beide kunstenaars tegelijkertijd te zien zijn. Ongeveer veertig schilderijen en penschilderingen, vijfendertig tekeningen én twee unieke wandtapijten met monumentale afmetingen. Een gesprek erover met hoofd collecties Jeroen van der Vliet, maker van de tentoonstelling en kunstenaar en presentator Lucas De Man die er een podcast over maakte.

 

Interview: Koos de Wilt voor ZEEMAGAZIJN van Het Scheepvaartmuseum Amsterdam

 

Wat heeft de maker van de tentoonstelling Willem van de Velde & Zoon zelf met de schilders? ‘Als er één kunstenaar is over wie ik wel eens een tentoonstelling wilde maken, dan is het Willem van de Velde de Oude. Hij past ook helemaal bij dit museum; hij woonde hier in de buurt, de haven was zijn werkterrein en samen met zijn zoon een van de belangrijkste zeeschilders van de zeventiende eeuw. Maar misschien is het ook iets persoonlijks.’, zo vertelt Jeroen van der Vliet. ‘In hun werk heb ik als kind al een enthousiasme voor de zee en de scheepvaart beleefd. Zij geven als weinig andere kunstenaars een inkijkje in een belangrijke periode in de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis. Niet in de zin van het heroïsche, maar juist in het alledaagse. Alsof je op een duin staat en de schepen aan je voorbij ziet glijden. Grappig dat ook de maker van de film van Michiel de Ruyter juist dat beeld gebruikte waarbij je de duinen opklimt, op de achtergrond kanonnen hoort bulderen en opeens uitziet over een zeeslag. Bij de Van de Veldes maak je het helemaal mee, allebei op hun eigen manier. Willem van de Velde de Oude blonk uit in gedetailleerde penschilderijen, de Jonge in het olieverfschilderij. Bij de Jonge zie je de invloed van zijn leermeester Simon de Vlieger heel nadrukkelijk terug. Er gebeurt van alles op zijn doeken waarbij een klein vissersbootje net zo interessant is als het grote oorlogsschip waarvoor hij de opdracht had gekregen. Je ziet in de calms and storms, zoals de Britten dat zo mooi zeggen, ook een dynamiek die voorbij het afbeelden van een schip gaat. Bij de vader gaat het meer over de gedetailleerde uitvoering, je kunt het aantal spijkers tellen in het scheepshout. De Jonge laat je als kijker ook de storm voelen. Bij hem kun je met zijn kolkende zeeën zeeziek uit een tentoonstelling komen. Die verbeelding heeft veel latere Britse kunstenaars geïnspireerd, tot aan William Turner twee eeuwen later.’ 

 

‘Bij de vader gaat meer over de gedetailleerde uitvoering, je kunt het aantal spijkers tellen in het scheepshout.’

Common ground

De overzichtstentoonstelling Willem van de Velde & Zoon dompelt je als bezoeker onder in de maritieme wereld van de zeventiende eeuw en voert je langs ruwe schetsen, kalme zeegezichten, dramatische stormen en monumentale zeeslagen. Het is het verhaal van een vader en zoon die samen een bloeiend en internationaal opererend familie-atelier hadden dat zeventig jaar bestond. Grote musea als het Rijksmuseum, het Mauritshuis en het National Maritime Museum in Greenwich, The National Gallery in Londen en twee koninklijke verzamelingen verlenen hun medewerking aan de tentoonstelling. Jeroen van der Vliet is vooral blij met de medewerking van de Britse musea: ‘Het mooie is dat we met deze tentoonstelling een common ground hebben gevonden. De grootste bruikleengever van tentoonstelling is het National Maritime Museum in Greenwich, dé plek waar de Van de Veldes daadwerkelijk hebben gewoond en gewerkt. Het gaat over twee kunstenaars over wie we aan beide zijden van de Noordzee heel enthousiast zijn en van wie we allebei een collectie hebben. Dat schept zeker een band.’

 

‘Bij de zoon kun je met zijn kolkende zeeën zeeziek uit een tentoonstelling komen.’

Wat is eigenlijk het verschil tussen het Nederlandse en Britse perspectief als het gaat over het werk van de Van de Veldes? Van der Vliet: ‘Het grappige is dat de Britten bij de naam Van de Velde in eerste instantie denken aan de Jonge. Die zie je vooral in oude landhuizen tussen de andere oude Hollandse meesters. Wij in Nederland denken eerder aan de Oude. De zee, de handel en de oorlogen die daar over gevoerd werden, maakten scheepvaart tot een belangrijk thema, belangrijker dan we ons vandaag de dag kunnen voorstellen. Nederlanders zien de Van de Veldes als het summum van de zeeschilderkunst die in de zeventiende eeuw tot ongekende bloei kwam. Voor de Britten gaat het bij de belangstelling voor de zee meer over de achttiende eeuw, waarin hun marine opkomt. Daarbij staan de Van de Veldes juist helemaal aan het begin van die Britse maritieme schilderstraditie.’

 

Verraders

In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden stortte tijdens het Rampjaar in 1672 de markt voor kunst in, zo vertelt het hoofd collecties van Het Scheepvaartmuseum. Een reden voor vader en zoon om te verhuizen naar Londen: ‘Ze vertrokken naar Engeland, waar zij welkom werden geheten aan het koninklijke hof’, vertelt Van der Vliet. ‘Met zowel Karel II als met zijn opvolger Jacobus II bouwden de Van de Veldes een warme band op. De Stuarts gaven vader en zoon Van de Velde een jaargeld van elk honderd pond en een vorstelijk atelier in het Queen’s House in Greenwich. Hier ontstond ook de opdracht voor de monumentale wandtapijten over de slag bij Solebay, waarvan Het Scheepvaartmuseum twee exemplaren heeft aangekocht en die nu te zien zijn in de tentoonstelling.’ Lucas De Man vraagt of we de schilders niet moeten zien als verraders omdat ze in de oorlog naar Londen vertrokken? Niet volgens Jeroen van der Vliet: ‘Het gevoel van nationalisme is iets dat we hebben meegekregen van de negentiende eeuw, dat speelde in de zeventiende eeuw minder. De schilders, die toch vooral Vlamingen waren, hadden ook familiebanden met Engeland. Tijdens de oorlogen voer de postboot gewoon tussen Hellevoetsluis en Harwich. Je kon dus ook blijven reizen tussen beide landen. Bovendien was er al een Nederlandse schildersgemeenschap aan het Engelse hof. Uit een brief van Pieter Blaeu, zaakwaarnemer van de Van de Veldes, aan Cosimo III de’ Medici lezen we dat vader zijn geluk in Engeland ging beproeven toen de markt in Nederland in het Rampjaar was ingestort. Als dat niet zou lukken dan zou hij doorreizen naar Italië, zo schreef Blaeu. Wat mij fascineert is dat ze ook toen de oorlog voorbij in Engeland zijn blijven wonen.’

 

Lucas De Man is benieuwd of de Van de Veldes in hun tijd celebrities of meer broodschilders waren. Volgens Van der Vliet geldt het tweede. ‘Misschien dat mensen in de havens die mannen met die tekenspullen wel kenden. Dat moet zijn opgevallen. Het beeld van beroemde schilders is van later tijd toen we ons gingen realiseren dat ze er daadwerkelijk bij waren toen die zeeslagen werden uitgevochten. In hun tijd werden ze gezien als vaklieden.’ Dat spreekt Lucas De Man en meer nog zijn schoonfamilie zeer aan, zo vertelt de kunstenaar en tv-presentator: ‘Voor mijn schoonfamilie, een ondernemersfamilie die normaal niet naar kunst kijkt, was ik een rare jongen uit een ander land die ook nog eens aan kunst deed, ik stond daarmee 0-3 achter. Maar toen ik een tv-programma had over de Van de Veldes herkenden ze zichzelf. Vader en zoon, die samen avonturen beleefden, samen op pad waren en samen een onderneming hadden en geld verdienden met waar ze goed in waren. Het waren nuchtere mannen die er gewoon voor gingen en niet moeilijk deden. Het ging ook nog eens om een grote Hollandse geschiedenis. Door iets te maken over zo’n ondernemersfamilie kreeg ik gelijk respect van mijn schoonfamilie.’

 

Detail versus dynamiek

Wat weten we eigenlijk over waarom Willem van de Velde (1611-1693) en de Jonge (1633-1707) zeegezichten gingen maken? Van der Vliet: ‘We hebben heel veel werk van ze, maar bijzonder weinig over ze, zoals brieven of dagboeken. We horen ze dus nooit zelf over hun leven en werk. We weten niet precies waarom de Oude het vak ingerold is. Is dat een buurman in Leiden geweest of omdat hij in de haven kwam toen hij in 1636 naar Amsterdam trok? Van de Jonge weten we dat hij via zijn vader bij De Vlieger in de leer ging, een vriend van de oude en eveneens een grote zeeschilder in zijn tijd. Bij de Oude weten we alleen dat hij eerst nieuwsprenten ging maken en daarna groter en groter ging werken. Waar zijn concurrenten aan de slag gingen met kleine zeegezichten, een losse schilderstijl en een rustig olieverfpalet, sloeg Van de Velde een eigen, tegenovergestelde weg in. Ook ging hij daadwerkelijk met de schepen mee en tekende hij heel precies wat hij daar zag. Hij maakt zeer gedetailleerde en heel arbeidsintensieve penschilderingen op perkament en later op groot formaat paneel en doek. Vanzelf ging dat allemaal niet. De Oude heeft echt zijn best gedaan om met de vloot mee te gaan naar zee. Zijn belang was zeker groter dan dat van de admiraliteit. Daar lagen eerder opdrachten in het verschiet op momenten dat admiralen omkwamen in slagen en er kapitale grafmonumenten moesten worden ontworpen, dan voor accurate beeldverslagen.’ 

 

Hoe moeten we dat meevaren tijdens die zeeslagen zien: waren het een soort embedded journalisten die onder het gezag van de admiraliteit hun werk deden? Van der Vliet: ‘Bij embedded journalism denken we aan verslaggevers die meereisden met de Amerikaanse soldaten tijdens de twee Golfoorlogen en verslag deden van één kant. De Van de Veldes zijn geen oorlogsjournalisten zoals we die nu kennen, hooguit beeldjournalisten. Maar het werkte ook anders. Bij het schilderij Holmes’s Bonfire kiest Van de Velde ervoor de belangrijkste gebeurtenissen van twee dagen in een vogelvluchtperspectief samen in beeld te brengen, het verbranden van Nederlandse koopvaardijschepen tussen Terschelling en Vlieland én de aanval op West-Terschelling. Er werd overigens geen strategische informatie vrijgegeven, alles werd achteraf pas openbaar. Wel wilde de admiraliteit de tekeningen zien aan het eind, maar dat was toch meer om te zien wat zijn verblijf binnen de vloot had opgeleverd.’

 

Gewoon een bedrijf

Wat Lucas De Man opvalt is dat de schepen die de Van de Veldes schilderden er allemaal zo mooi uitgedost uitzien. ‘Superjachten van miljardairs zijn tegenwoordig helemaal strak. Heel lelijk eigenlijk, terwijl de schepen van toen een soort kathedralen waren, vol met beelden en schilderingen, allemaal ambachten. Daar spreekt zo’n passie uit! Waarom was dat?’, vraagt De Man. ‘Het lijkt inderdaad raar omdat in de strijd dat fraaie houtsnijwerk er het eerste afgeschoten wordt, terwijl die onderdelen soms tot tien procent van de totale bouwkosten vertegenwoordigden. Dus waarom al die kosten maken? Belangrijkste is dat het imponereert. Niet voor niets heeft het Rijksmuseum nog de achtersteven van de Royal Charles met het koningswapen van Karel II bewaard en hangt het nog steeds op zaal. Daarmee bewaar je niet alleen een souvenir aan een belangrijke slag, maar als het ware een stukje van Engeland zelf. Daarnaast is het ook voor herkenning tijdens de slag. Alle schepen lijken erg op elkaar, maar zo wist je tenminste waar de Alkmaar of de Royal Prince was in het strijdgewoel.’

 

Wat heeft De Man zelf met de zeeschilders? ‘De zee verbindt en het scheidt, het slokt op en verwoest. Het vertelt alles over ons van mensen en maatschappij, maar het is ook voor iedereen hetzelfde. Ik kom zelf uit West-Vlaanderen waar je altijd gedag gaat zeggen aan de zee. De zee is er altijd, maar elke dag weer anders. Het is alledaags, maar bevat ook alles wat we niet begrijpen, en is daarmee ook mythisch. Wat ik mooi vind aan tentoonstelling is dat het helemaal niet gaat over nationalisme en Hollandse Glorie, maar vooral over het vastleggen van chaos van die tijd. De tentoonstelling laat zien dat de kunstenaars aanwezig waren op het moment dat er dingen echt veranderden, dat ze ons deelgenoot maakten van een Republiek die zichzelf aan het ontdekken was. De kunst van de Van de Veldes is niet elitair, maar gaat over vader en zoon die het gewoon gingen doen in tijden die in snel tempo veranderden. Daar hou ik zelf heel erg van. Het is zoals de 3D geprinte brug van Joris Laarman op de Wallen. Dat is ook een kwestie van gewoon doen. Midden in de maatschappij staande, toegepaste kunst maken die tegelijk vrij is. In die zin zijn ze supermodern, zeker in hun ambacht en hoe ze zich positioneerden als kunstenaar. Anders dan veel hedendaagse kunstenaars waren ze niet bezig met de wereld beter maken.’ Daar is Jeroen van der Vliet het mee eens: ‘Het ging ze om een zo realistisch en authentiek mogelijk beeld te geven wat er gebeurde. Ze waren er echt bij! Dat maakten ze uniek. Bijzonder is daarnaast dat ze hun atelier een ‘winckel’ noemden waar ze hun klanten lieten zien wat er allemaal mogelijk was. In die winkel waren niet alleen vader en zoon aan de slag, daarnaast is er ook nog zoon/broer Adriaen. We weten dat hij begin 1672, op jonge leeftijd nog, is overleden, wat misschien ook bij heeft gedragen aan het vertrek naar Londen datzelfde jaar. Adriaen kennen we van schilderijen van koetjes, maar samen hebben ze strandscènes hebben gemaakt. Cornelis en Willem, de twee zonen van de Jonge, waren ook in het atelier actief. Uit een notariële akte zou mogelijk blijken dat er ook een van de drie kleindochters/dochters schilderde. Daarover is verder niets bekend, maar bij elkaar illustreert het wel het familiekarakter van het atelier.’

 

De winkel van Van de Velde was dus vooral een economische entiteit. ‘Waarom kunnen we het dan toch kunst noemen’, vraagt De Man zich daarop af. Van der Vliet: ‘Ze kwamen met technische vernieuwingen. Ze maakten pentekeningen die je kon schoonmaken met een natte doek. Ook het feit dat ze tekeningen maakten die zo groot waren als een schilderij maakte hun werk uniek. Als je de hele ontwikkeling van de zeeschilderkunst bekijkt, dan zie we dat ze bij de ontwikkeling van het scheepsportret er op een hele slimme manier mee omgingen. Dat ze een schip van verschillende kanten op een schilderij weergaven zodat het leek op een eskader dat klaarlag voor een slag, en dat er actie was op land en zee. Hier gebeurde het echt en dat was ook nog eens in een enorm detail uitgevoerd. Omdat de vader van Van de Velde de Oude een varend beroep had wisten de Van de Veldes ook precies wat ze schilderden.’

 

Nieuw soort tentoonstelling

Het lijkt wel dat Het Scheepvaartmuseum een ander soort tentoonstelling heeft gemaakt dan hoe traditioneel een tentoonstelling wordt gemaakt over een onderwerp als dit. De Man: ‘Deze tentoonstelling gaat niet over de Nederlandse identiteit, maar over verschillende identiteiten die met elkaar te maken kregen. Het gaat over zeeslagen waar soms de Nederlanders en soms de Engelsen wonnen. Soms hadden de Hollanders allianties met de Denen en Zweden en dan weer niet. Deze tentoonstelling gaat over het werk dat een vader en een zoon maakten in een tijd van heel veel chaos en gedoe. Het was een tijd dat het een op de drie jaar oorlog was. Het is mooi als een museum de complexiteit, de gelaagdheid in identiteiten en van die tijd laat zien. De tentoonstelling toont dat het niet een eeuw was van glorie, maar wel over de zee, de plek waar mensen elkaar ontmoetten en waar heel veel samenkwam.’ Van der Vliet erkent dat deze tentoonstelling een nieuwe weg kiest: ‘Vroeger zouden we zo’n tentoonstelling een naam geven als Venster op de Gouden Eeuw en zouden we het hebben over zeehelden. Dat zijn sowieso geen termen die ik zou gebruiken. Maar daar gaat deze tentoonstelling helemaal niet over. Het gaat vooral over de kunstenaars. Het laat een tijd zien met een belangrijke oriëntatie in Holland en Zeeland op de zee en een voortdurende strijd op zee, maar ook dat er een enorme migratiestroom op gang was gekomen van Scandinaviërs, Duitsers, Fransen en Walen. Het liep allemaal door elkaar heen. Dat ervaar je als je de tentoonstelling bezoekt. Je ziet ook dat beide landen niet voortdurend ruzie met elkaar hadden, sterker nog: Engeland was het eerste land dat de Opstand steunde omdat beide landen iets gemeen hadden. Eerst tegen Spanje, daarna tegen Frankrijk.  De Engelse zeeoorlogen duurden een kwart eeuw en waren eerder een uitzondering in de lange lijn van vooral samenwerking. Daarom is de keuze om naar Engeland te gaan in het Rampjaar misschien toch nog vanzelfsprekend.’

[2021]

bottom of page